4 Zo kon het dus zijn dat je van gloeipuntje naar gloeipuntje liep en zonder een lantaarn bij 'donkere maan', of wanneer het bewolkt was, eigenlijk niet de weg op kon gaan. De stad was dus ook donker, zij het niet aardedonker. Sommige ste den en dorpen verplichtten hun inwoners een lamp voor het raam te zetten, maar er waren ook dorpen in Nederland die de gehele 19de eeuw geen openbare straatverlichting hadden en pas met de komst van elektriciteit verlichting kregen. Diepe duisternis In Bergen heerste zeker in de eerste helft, maar ook een groot deel van de tweede helft van de 19de eeuw 's avonds en 's nachts een diepe duisternis. Er zal soms wat schaars licht uit de huizen, boerderijen en uit een enkel dranklokaal in de kom van het dorp geschenen hebben, en ook in de school op de hoek van de Dorpsstraat-Schoolstraat (nu Ruïnelaan) brandden op donkere ochtenden en middagen de olielamp jes, maar verder was het er 's avonds aardedonker. Een aar dige illustratie van de situatie in Bergen geeft de Alkmaarder H. Helling in de Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode van 19 juli 1919: Er was voor 25 jaar geen electrische verlichting en straatverlichting werd, althans in de zomermaanden, als overdadige weelde aangemerkt, zoodat het bij donkere maan of regenachtig weer 's avonds geducht donker kon zijn. Het is tnij wel overkomen, dat wanneer ik des Zaterdagsavonds laat van het station Alkmaar naar Bergen liep, het in de dorpslaan onder de boomen zoo stikdonker was, dat ik als een blinde al tastende den weg naar mijn woning moest vinden. Ook is het voorgekomen, dat familieleden, die 's avonds bij ons op bezoek waren geweest, nadat zij al loopend door plassen en tegen boomen en huizen, geen weg meer wisten, naar ons terugkeerden, en ik hen, als beter ter plaatse bekend, tnaar toch met een lantaarn, naar hun pension terug moest brengen. De eerste vermelding van een lantaarn De eerste opmerking over een 'openbare' lamp lezen we in de notulen van de gemeenteraad uit 1862. Op 30 oktober deelt wethouder Jan Zwakman de gemeenteraad mee dat de lantaarn van het tolhuis aan de Schulpweg (nu Bergerweg) geheel onbruikbaar is en noodzakelijk moet worden ver nieuwd. Bij timmerbaas Jan Molenaar is een geschikte lan taarn voorhanden die voor een redelijke prijs is over te ne men. Waarschijnlijk gaat het om een lantaarn op houten paal met als brandstof plantaardige olie. In het jaarverslag van de toestand der gemeente over 1866 staat bij de vraag op welke wijze de straatverlichting plaatsvindt: 'Is niet aanwezig'. Pas op 11 november 1869 stellen burgemeester Samuel Cornelis Simon Holland en de wethouders mr. Jan Jacobus Henricus van Reenen en Jan Helder aan de gemeenteraad voor zes lantaarns met palen en armen aan te schaffen voor verlichting in het dorp (de armen aan de palen doen dienst als steun voor de ladder van de lantaarnopsteker). Bergen telt dan ongeveer 1200 inwoners. Waar de lantaarns komen te staan wordt niet vermeld, maar het ligt voor de hand dat het om verlichting gaat in de kom van het dorp: de Kerkbuurt. Met deze lantaarns, waarschijnlijk op smeedijzeren palen, heeft Bergen voor het eerst straatverlichting. Op de begro ting voor 1870 wordt 200,— voor verlichting uitgetrokken. De aanschaf en het plaatsen van de lantaarns kost 150,- en 50,- wordt gereserveerd voor petroleum en het loon van de opsteker. Het Raadhuis met lantaarn, gehuisvest in het voormalige Rechthuis ca. 1895. Het Raadhuis werd in 1902 gesloopt (foto: collectie Regionaal Archief Alk maar, maker onbekend). Het interieur van het Raadhuis ca. 1895 met olielamp, gehuisvest in het voormalige Rechthuis (foto: collectie Regionaal Archief Alkmaar, maker onbekend). Een petroleumkan (foto: collectie Het Sterkenhuis).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 6