verbruik zoveel mogelijk te beperken en wilde uiteraard de contracten veranderen. De gemeenteraad van Bergen reageerde hierop met het besluit van 22 december 1916 de straatverlichting met de helft te beperken en de prijs per kWh met 1 cent te verhogen. De dagstroom ging van 6 naar 7 cent en de stroom voor 'lichturen' (dus na zonsondergang) werd verhoogd van 26 naar 27 cent. In 1917 werden de prijzen op nieuw verhoogd. Niet altijd maakt het GEB in deze moeilijke jaren winst. Een voordeeltje was de stroomlevering aan het interneringskamp op de Vinkenkrocht. Door de blokkadepolitiek was er ook gebrek aan petroleum en was de prijs in 1917 gestegen tot 44 cent per liter. Ook kaarsen waren duur. Voor de Bergenaren die geen elektriciteit hadden en weinig inkomen, zorgde dit voor grote problemen. Daarbij kwam dat de winters van 1916-1917 en 1917-1918 streng waren. Behalve met een plaatselijk steuncomité en een centrale keuken (met een belangrijke rol van de vrouw van burgemeester Van Reenen, M.A.D. Van Reenen-Völter) pro beerde het gemeentebestuur de mindergegoeden te helpen met goedkopere petroleum en kaarsen. Raadslid Maarten Baltus stelde voor de gezinnen met een jaarinkomen van 800,- en minder te steunen. Hulp via het Burgerlijk Armbestuur leek hem niet gewenst, want er zijn mensen 'die zich liever laten doodvriezen dan bij het Armbestuur aan te kloppen.' Eind november 1918 krijgen 176 'lichtloze' gezinnen 4 liter petroleum per gezin. Een verzoek in februari 1917 tot levering van elektriciteit voor een ijsfeest op de Hofvijver achtte burgemeester Van Reenen niet wenselijk gezien de omstandigheden. Toch ging de uitbreiding van het Bergense net, zij het ver traagd, door. Die uitbreiding gold niet alleen voor Bergen. Overal in Nederland werd door gebrek aan steenkool en olie overgegaan op elektriciteit. De Rijksoverheid stimuleerde die overgang en elektriciteitsbedrijven werden bevoordeeld bij de kolendistributie. Ook de polderbesturen wilden overgaan tot elektrische bemaling, zeker na de overstromingen van 1916. De kabels en het materiaal waren vaak van slechte kwaliteit. In plaats van koperen leidingen, werd gebruikgemaakt van ijzer en zink. Tot 1920 was er een groot gebrek aan materiaal. Het gemeentebestuur probeerde bij andere gemeentes aan ko per te komen. Van de gemeente Haarlem bijvoorbeeld kocht het in 1919 nog 25 kg koper voor 7,- de kg. De gemeen teraad wilde graag overgaan tot vervanging van het boven grondse net door een ondergronds net, maar daarvoor waren de financiële middelen nog te beperkt. DE TWEEDE WERELDOORLOG Bergen aan Zee In 1939 kreeg Bergen aan Zee te maken met inkwartiering door het Nederlandse leger en het jaar daarop viel ons land in handen van het Duitse leger. Bergen aan Zee werd onderdeel van de Atlantikwall met bunkers, radar, peilmasten e.d. In 1943 werden alle gebouwen in de kuststrook en de daarbij behorende infrastructuur afgebroken. De Duitsers verklaar den het dorp tot verboden gebied; alleen met een 'Ausweis' mocht men het gebied in. Over zo'n 'Ausweis' beschikte ook het personeel van het GEB. Na de bevrijding trad de Weder- opbouwwet in werking en werden alle particuliere eigendom men in door oorlogshandelingen getroffen gebieden ontei gend en vergoed via een herbouwplicht. De gronden, wegen, nutsvoorzieningen e.d. van Van Reenen in Bergen aan Zee en ondergebracht in de BEM, vielen eveneens toe aan de Neder landse Staat. Het duingebied met de Zeeweg was al in 1920 overgegaan naar de provincie Noord-Holland, waarmee het particuliere karakter van Bergen aan Zee verviel. De badplaats werd hierdoor een normale woonbuurt van de gemeente Bergen. Bergen Vrijwel direct na de capitulatie ontstonden er problemen met de brandstofvoorziening. Benzine, petroleum en stookolie waren al gauw nauwelijks meer te krijgen. Steenkool uit Lim burg en turf bleven beschikbaar, maar de vraag was groter dan het aanbod. In de zomer van 1940 was er al sprake van rant soenering van vaste brandstoffen, gas en elektra. Voor huis houdens werd een maximum verbruik vastgesteld. Diverse gebouwen in het dorp, waarin eerst Nederlandse militairen waren gehuisvest, boden nu onderdak aan de Duit sers. Ze gingen voor zover ze geen gebruikmaakten van eigen aggregaten, nu ook tot het klantenbestand van het GEB be horen. 's Avonds en 's nachts moesten alle ramen verduisterd worden voor de geallieerde luchtmacht en de straatverlichting brandde niet. De voertuigverlichting en ook de fietsverlich ting mocht slechts op de weg gericht zijn via een kleine ope ning op het lampenglas. De Duitsers richtten militaire kam pen in o.a. aan het eind van de Sparrenlaan en de Sluislaan. Deze kampen en de omgeving van andere militaire objecten behoorden tot de 'spergebieden', ze waren dus ontoegankelijk voor burgers. Personeelsleden van het GEB waren in het bezit van een 'Ausweis' waarmee ze deze spergebieden zonder toe zicht in konden. Zij (en anderen) waren de 'ogen' van de on- Bovengronds netwerk aan de Breelaan (foto: collectie Regionaal Archief Alkmaar, maker onbekend). Het tramstation kreeg laat (1915) elektriciteit (foto: A.J. Bonda, collectie Regionaal Archief Alkmaar).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 28