Wonderlijk is het dat in het rapport op de bijbehorende te
kening de bekabeling zich slechts beperkt tot 1 ondom café
restaurant Prins Maurits, terwijl de noodzakelijke kabel
naar het in juli 1908 geopende Zeehuis niet is aangegeven.
De eindconclusie als 'wijs financieel standpuntvan Cool is,
dat geen sprake kan zijn van elektrisch licht of steenkoolgas
voor Bergen aan Zee, niet door een eigen centrale, noch
door een centrale van buitenaf.
Als alternatief wordt door hem naar een eenvoudiger op
lossing gezocht. Omdat steenkoolgas te duur is, kan wel
licht nog aerogeengas, geproduceerd door een zelfstandige
fabriek te Bergen-Buiten (zoals Cool het noemt) uitkomst
bieden. 'Want een ieder begrijpt en voelt instinctief het
voordeel van goed licht voor een zogenaamde zomerplaats,
en ook het heerlijke, dat rook en roet van den aanvang
af vermeden worden, door direct ook voor koken en ver
warmen gas toe te passen.' Een aerogeengastoestel met een 3
productie van 9 m3 gas per uur in een klein huisje naast
café-restaurant Prins Maurits lijkt hem voor Bergen aan Zee
wel voldoende. Het toestel heeft voldoende capaciteit voor
8 straatlantaarns, het tramstation kan direct aangesloten
worden en de leiding kan doorgetrokken worden tot het
Zeehuis. Eén persoon kan de gehele fabriek bedienen en de
zelfde man is belast met het lantaarnopsteken, fitteisweik,
enz.Mankeert de machine iets, dan helpt de batterij en is
die ook uitgeput, dan zit men een paar uren in het donker of
bij ouderwetsche lichten, hetgeen een amusante afwisseling
kan wezen'
Een voordeel is dat er in de winter weinig inwoners zijn en
er dan een minimum aan straatverlichting nodig is. Onno
dige straatverlichting kan eventueel gedemonteerd worden.
Ook het Electro-Technisch Bureau Groeneveld, Van der
Poll C° heeft een onderzoek gedaan'naar de elektrifica
tie van Bergen aan Zee, maar de conclusie van het buieau
is dat aan verlichting van Bergen aan Zee niet gedacht kan
worden: de kosten zijn veel te hoog en de te verwachten
stroomafname laag.
De badplaats onder stroom
Eind 1910 is Jacob van Reenen tijdelijk geveld door ziekte
en houdt zijn vrouw zich dan bezig met het verlichtings-
vraagstuk. Een offerte van Technisch Bureau Heringa
Wuthrich uit Haarlem voor acetyleenverlichting van
Bergen aan Zee is aan haar gericht en zij komt met een
voorstel waar eventueel een centrale vooi de elektriciteits
voorziening voor Bergen zou moeten komen, bij de halte
van boerderij De Franschman, dus tussen het dorp en de
nieuwe badplaats. Alle prachtige plannen worden echter
niet concreet. Nog in 1912 schrijft de directeur van
Continental Licht Maatschappij in Amsterdam aan burge
meester Van Reenen: Deze zomer in Bergen a/Zee zijnde,
viel het mij op dat in deze gemeente nog geen straat
verlichting aangebracht is. Een brochure met petioleum-
lampen sluit hij in; hij wil ze graag leveren.
Toch staat Nederland in deze tijd aan het begin van een
stormachtige ontwikkeling. De Kennemer Electriciteits
Maatschappij maakt plannen voor elektrificatie van de
Kop van Noord-Holland en daardoor is het plan voor een
eigen stroomvoorziening in Bergen niet meer nodig.
Wonderlijk is het dat de concessie aan de KEM door de
regering voor stroomlevermg aan Nooid Holland boven
het IJ pas op 29 augustus 1913 wordt verleend, terwijl de
gemeenteraad van Bergen al op 22 juli 1912 tot een leve
ringscontract met de KEM besluit. Bijna een jaar later, op
9 mei 1913, verleent de gemeenteraad goedkeuring voor
de bouw van twee hoogspanningsgebouwtjes, waarvan er
één voor Bergen aan Zee bij de boerderij De Franschman
Kaart van Bergen aan Zee met de geprojecteerde gasfabriek en leidingen
van ir. Cool (Archief gemeente Bergen 1811-1921, inv.nr. 490).
Transformatorhuisje bij De Franschman (foto: Ru Waalewijn).