Nachtwacht Een beroep uit de 19de en begin 20ste eeuw dat verdwijnt, is de nachtwacht. Eind 1912, wanneer er al overleg is met de Kennemer Electriciteits Maatschappij over een contract tot levering van stroom, wordt Gerrit Witte benoemd tot gemeentelijke nachtwacht voor 5,- per week. Hij krijgt zijn bezoldiging uit de gemeentekas en hoeft niet meer zoals zijn voorgangers deden, langs de huizen van de bewoners voor zijn geld. De taak van de nachtwacht was te waarschuwen bij brand en te onderzoeken of er zaken in het dorp gebeurden die het daglicht niet konden verdragen. Elke nacht van 1 oktober tot 1 maart van 10 uur 's avonds tot 4 uur 's morgens moet Witte zijn nachtelijke ronden doen. In zijn instructie stond de volgende route door het dorp:Langs de Breêlaan, tot de Zuidlaan, langs de Kerkedijk tot den Oudburgerweg en langs dien weg, langs de Karei de Groote Laan, langs den Dorps- weg tot aan Zuilenhof, langs den Loudelsweg, langs de Schoollaan, langs de wegen gelegen in de kom der gemeente ingesloten door Karei de Groote Laan, Loudelsweg en Schoollaan verder langs de Hoflaan tot het Hof.' LOT***" Nachtwacht Witte heeft zijn rondes door het dorp nog een aantal jaren gelopen. Hij wil zelfs als wapen een revolver. Dat gaat burgemeester Van Reenen echter te ver. Een wapen hoort alleen in handen van de politie. De nachtwakersstaat loopt begin 20ste eeuw ten einde. Steeds meer breidt de overheid haar taken uit. Niet alleen bemoeit zij zich met de veiligheid van de burgers, maar trekt allerlei nutstaken naar zich toe, zoals de openbare verlichting en gasvoorziening. Dat de overheid zich ook met kleinere zaken gaat bemoeien, blijkt uit een berichtje in de Badhode van 11 augustus 1917: Fietsers en fietsrijdsters, is 's avonds uw lantaarn ontstoken! Wij herinneren er aan dat, nu de dagen korten, ingevolge de motor- en rijwielwet de fietsen des avonds een half uur na zonsonder gang van een brandende lantaarn moeten voorzien zijn. Onze tijdelijke zomergasten vooral mogen dit bedenken, want zij zondigen in dit opzicht dikwijls en gaan h.v.b. gelijk met de laatste tram van zee naar Bergen en wel in groote clubjes, allen zonder ontstoken fietslan taarn. Het is niet alleen gevaarlijk voor anderen, doch ook voor henzelf; zij noodzaken bovendien de politie tot handelend op treden, die dit veel liever niet doet, maar het kan ook te erg worden!' waardoor de inwoners controle kunnen uitoefenen. Aan Lourens Kleverlaan, die al als lantaarnopsteker werkt, wordt de straatverlichting gegund voor 210,75. Het aantal branddagen wordt bepaald op 278 dagen met 22.984 brand- uren. Opmerkelijk is dat Alkmaar in 1901 de petroleumverlich ting aan de Bergerweg en in de Wognumse buurt vervangt door gasverlichting. Tot slot De vraag om betere verlichting zal blijven aanhouden. Want zoals raadslid Maarten Baltus het in 1909 formuleert: Betere verlichting wordt langzamerhand voor deze ge meente eene behoefte' Het gemeentebestuur ziet de wenselijkheid van een goede straatverlichting wel in, maar wijst ook steeds op de finan ciële situatie van de gemeente. En burgemeester Van Reenen is eigenlijk al vanaf de officiële aanbesteding in 1902 bezig om te kijken naar andere vormen van verlichting en laat de mogelijkheden van een gasfabriek of een 'lichtcentrale' on derzoeken. Lourens Kleverlaan zal zijn werk doen tot 1913, het jaar waarin Bergen wordt aangesloten op het net van de Kennemer Electriciteits Maatschappij. In dat jaar moet hij 34 petroleumlantaarns bedienen. Veel Bergenaren zullen blij geweest zijn voorgoed verlost te zijn van de penetrante geur van walmende petroleumlampen. Met het verdwijnen van het 'oude licht' (bij het tramstation blijven nog een paar petroleumlampen staan, omdat deze onder het beheer van de trammaatschappij vallen), verdwijnt ook het Bergen van de 18de en 19de eeuw. Jaar Lantaarns 1869 6 1871 10 1875 14 1883-1894 16 1895-1899 17 1900 20 1904-1905 23 1907-1909 29 1910 31 1911-1913 34 Olielantaarn (foto: collectie Het Sterkenhuis). Fietsverlichting d.m.v. carbid om streeks 1900 (foto: Pieter McKay). Gegevens op basis van verslagen van de toestand der gemeente 1852-1920 (Archief gemeente Bergen 1811-1921, inv.nrs. 145-148).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 10