Bergen aan Zee met 90 vaste bewoners
Gedurende de 10 jaar dat wij de duinen bewoonden, maakte ons vlekje van 90 'vaste bewoners' een hele
ontwikkelingsgang door. In het begin waren wij slechts door een speelgoedtreintje met de buitenwereld
verbonden; eigenlijk zou je beter 'binnenwereld' kunnen zeggen, want meer buiten dan juist op een
winderig duin in een zomerhuis kun je je niet voelen.
's Winters om half acht in de morgen, in het donker, gin
gen alle voordeuren open en in de verlichte deuropening
tekende zich het silhouet van de diverse moeders af, man
en kinderen nawuivend, die hollend langs de duinpaadjes
zich allen naar één punt bewogen: het vermanend fluitend
treintje, dat vijf minuten later trouwhartig bellend als een
grote verlichte rups de duinen in verdween.
Als ik zelf eens met de vroege trein meeging, dan renden de
kinderen vooruit om de machinist te waarschuwen: M'n
moeder komt er ook nog aan'. Een zwart gezicht hing dan
uit de locomotief om mij hijgend te zien instappen, direct
daarna trokken de wagons met veel gekreun op.
In de lege eersteklascoupé waar ik de schoolkinderentroep
ontvluchtte, zat ik alleen, maar niet lang, want de conduc
teur, Ome Piet genaamd, kwam mij dikwijls gezelschap
houden. Zijn standaardgrap bij het binnenkomen was met
de stem van een volksmenner te roepen:Uit naam van de
spoorwegen zeg ik u dank voor de opkomst!'
Na deze inleiding kwam hij dan vertrouwelijk tegenover
me zitten en begon verhalen te vertellen over zijn vrouw,
die hij Pietje noemde en die zulke smeuïge pannenkoeken
kon bakken; ze was over het geheel genomen nogal smeuïg,
zei hij altijd en monsterde daarbij mijn meestal in broek
gehulde, verre van smeuïge gestalte veelzeggend.
De kinderen mochten hem niet, want hij sprak hen in afo
rismen toe, zo van:Kennis is macht' ofJullie spelen moest
leren zijn in plaats van de trein en elkaar hier af te tuigen'
Ze vonden hem gek of een zeur. Als conducteur was hij een
vreemd verschijnsel en ik vraag me af waar hij gebleven is
nu er nergens meer kleine, krakende, lege treintjes rijden.
Inmiddels is dit alles verleden tijd geworden: ons vlekje
is nu een groot dorp. Het treintje is vervangen door grote
bussen, die onverschillig door de bochten scheuren onder
de kundige handen van norse, jonge mannen, die zelden
tijd voor een grapje hebben en waarschijnlijk geen smeuïge
Pietjes hebben.
Bergen aan Zee vlak na de oorlog (foto: collectie Piet Mooij).
ALBERTINE VAN DEN BERG-VAN LIDTH DE JEUDE