Een raadsel opgelost!
In 1928-1931 verschijnt het bekende naslagwerk
Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in
en uit de kerken der provincie Noord-Holland, opge
steld door P.C. Bloys van Treslong Prins en
J. Belonje. Uiteraard komt daarin ook Bergen voor; in
deel 2 wordt een opsomming gegeven van afbeeldin
gen en teksten op de grafstenen in het gras tussen de
ruïnemuren. In 1908 waren deze oude grafstenen met
inscriptie namelijk op last van de kerkvoogdij buiten
het kerkgebouw gebracht.
In 1955 verhaalt Belonje in De Speelwagen van 1955
over de ontruiming van de Ruïnekerk als voorberei
ding op de ingrijpende kerkrestauratie. Toen daarmee
werd begonnen, waren er dan ook geen verwachtingen
om onder de houten kerkvloer nog iets van grafzerken
aan te treffen. Maar verrassend genoeg vond men toch
nog twee achtergebleven zerken met verschillende
grafteksten. De eerste steen bevatte een opschrift over
de begrafenis van Cornelis Willemsz. Barchman op 12
maart 1626. Van de tweede steen bevatten de drie bo
venste regels het grafschrift van Marynus Jacops, met
daaronder die voor de volgende bezitter van het graf,
Gerrit Bruijning. Het precieze opschrift daarvan luidt:
GERRIT BRUYNING IN LEVEN SCHOOL
MEESTER C TE BERGEN GERUST DEN 23
AUGUST, 1765 OUDT SIJNDE 73 2/3 JA AREN.
Daaronder een (blijkbaar) vierregelig vers dat, voor
zover nog leesbaar, volgens Belonje als volgt luidde:
HIER RUST DE HAND DIE CIERLYKST
SCHREEV
NASTELAMME B....DRE
Hij sprak de wens uit dat het ontbrekende gedeelte
van dit vers nog eens mocht worden gevonden. Zijn
tweede wens betrof de buiten geplaatste zerken om
die na de restauratie een plek te geven in de gerestau
reerde kerk. Dat zou een verdergaand verval kunnen
voorkomen.
Tijdens het bronnenonderzoek voor dit artikel werd
het informatiecentrum van de Nederlandse Genealo
gische Vereniging te Weesp bezocht. Daar werd in de
bundel Schoolmeesters in Noord-Holland, bijeenge
bracht door L.W. van Sint Maartensdijk, de volledige
tekst van dit grafschrift gevonden mét de ontbrekende
versregels:
HIER RUST DE HANDT DIE CIERLYKST
SCHREEV
JA 'T G'RINGSTE LAMME BOGTJE DREEF
VAN 'T SCHRIJFTAFREEL, DES ZULK EEN
SCHRIJVER
REGT NEERLANDS PRONK, IN KONST EN
YVER.
Dankzij speurzin en onderzoek van de auteurs komt
daarmee de eerste wens van mr. J. Belonje uit. Moge
zijn tweede wens ook eens in vervulling gaan...
Bij restauratiewerkzaamheden van de Ruïnekerk in het
verleden ging men nogal onzorgvuldig om met gevonden
materialen. Er is geen steen meer, maar nog wel de tekst
van de inscriptie (zie kader). We hebben dit te danken aan
Simon Wildeboer der overledene opvolger'Hij noemde
zijn voorganger een uitmuntend schrijfkonstenaar, daar hij
zoo lang zijn naam gedacht wordt, lof van ver zal worden
toe gegalmd.Veel had ik nog tot Lof van de Overledene te
melden en veel is my ook nog van de Overledene onbekend
gebleven, zal 't dan by dit weinigje dat hem in zijn leeven
nog gevolgd zou hebbenlaaten'.
Simon Wildeboer (1759 - 1784)
De laatste van het drietal was afkomstig uit Assendelft. Na
korte periodes in Krommenie en Woerden werkzaam te zijn
geweest, was hij 25 jaar schoolmeester en koster in Bergen.
Hij werd in Bergen benoemd in 1759 en oefende zijn ambt
uit tot 1784. Op ongeveer 45-jarige leeftijd zette hij al een
punt achter deze loopbaan.
Hij trouwde met Cornelia Sumerij op 30 november 1760.
Zij kregen zeven kinderen: Christina, Willem, Neeltje,
Gerrit, Neeltje, AnneMarie, Neeltje. Moeder Cornelia zou
vier kinderen overleven en vader Simon vijf kinderen. Drie
kinderen, twee Neeltjes en Willem, stierven binnen ander
halve maand. Het derde Neeltje stierf na ruim tweeëneen
half jaar. Christina werd niet ouder dan 27 jaar. Slechts
Gerrit en AnneMarie zouden hun ouders overleven.
Cornelia Sumerij overleed in 1783. Veel later, in 1800,
trouwde Simon Wildeboer met zijn huishoudster Maartje
Leeuwenkamp.
Hij bleef echter actief, o.a. als verpondingsgaarder en 'in
zaken'. Eveneens werd hem bijvoorbeeld gevraagd een
concept te maken voor een reglement voor het nieuwe
dorpsbestuur (1802). Waarschijnlijk werd hij gezien als een
accuraat en betrouwbaar man. Verscheidene keren werd hij
gevraagd boedelkwesties af te handelen.
Simon Wildeboer was geen onbemiddeld man. Uit de
verpondinglijst blijkt bijvoorbeeld dat hij als eigenaar in
1784 aangeslagen wordt voor het in bedrijf hebben van '28
morgen land voor 933, 7 koeien 350, 1 vaersf 25 en 3
paarden 100'.
In een schepenacte van 22 augustus 1797 vinden we dat
'burger' Simon Wildeboer, met Laurens Veer uit Alkmaar,
benoemd wordt tot curator 'in den insolvente failliete)
boedel van Willem Lodewijk Ivangh, gewezen Schout in
Bergen, omme dezelve boedel te brengen tot volkomen
effenheid en liquiditeit'. Voor het dorp ging het om een ver
pondingsbedrag van 2645.15.12. Het betreft een kwestie
die meer dan tien jaren in beslag zou nemen.
Op 2 oktober 1765 werd Simon Wildeboer toegevoegd
voogd over de twee kinderen van wijlen Baartje Bruij
ning en Jan Roos, daar de aangestelde voogden (Jan Roos
en Arent Bruijning) beiden in privé medebelanghebbend
waren in voornoemde boedel. De kinderen waren beiden
erfgenaam van hun grootvader maternel (van moeders
kant), Gerrit Bruijning. Voogden kregen toentertijd een
onkostenvergoeding van 3 gulden per jaar.
Simon Wildeboer was vanaf 1768 tot zijn dood in 1806
geregeld weesmeester. Weesmeesters hadden aanstellingsbe
voegdheid met betrekking tot voogden.