I ONDER DE GRAVEN VAN HOLLAND tjilllirn DE HEREN EN VROUWEN VAN BERGEN de heerlijke rechten die betrekking hadden op bestuursgezag definitief verdwenen. De in 1814 herstelde zakelijke rechten zoals het jacht- en visrecht bleven langer van kracht, ook na 1 oktober 1838 toen het Burgerlijk Wetboek in werking trad. Daarin werden de op die datum bestaande heerlijke jacht- en visrechten (als uitzonderingen) erkend, maar het vestigen van nieuwe rechten werd niet meer toegestaan. Hierdoor konden de heren van Bergen het jachtrecht tot 1923 blijven uitoefenen en het visrecht zelfs tot op de dag van vandaag. Oneigenlijke rechten: het tiendrecht en het collatierecht Het tiendrecht en het collatierecht waren oorspronkelijk kerkelijke rechten die vaak door verpachting of verkoop in handen van leken kwamen. Zo werden deze rechten overgedragen aan wereldlijke machtspersonen zoals graven, om daarna bij hun leenmannen terecht te komen. In 1094 schonk bisschop Koenraad van Utrecht het tiendrecht aan het kapittel van Sint Jan in Utrecht, waar Bergen onder viel. Hiermee kon de kerk een tiende gedeelte, of een ander evenredig deel, op de Bergense have en goederen heffen. Merkwaardig genoeg zijn er geen bewijzen gevonden dat de heren van Bergen - in tegenstelling tot vele andere bezitters van heerlijkheden - ooit het tienrecht hebben mogen heffen. De Tiendwet 1907 maakte een eind aan het recht met ingang van 1 januari 1909. Wel hebben de heren van Bergen het patronaat- of collatierecht uitgeoefend. Dit was het recht om de pastoor of (na de Reformatie) de predikant van de plaatselijke kerk te benoemen dan wel aan te wijzen. Het collatierecht kwam oorspronkelijk aan hem toe die de kerk had gesticht en in stand hield. Doordat de heer vaak diegene was die dat deed, werd het collatierecht na verloop van tijd als een heerlijk - en dus erfelijk - recht beschouwd. Bij de 'Gereformeerde' gemeente in Bergen mocht de heer zijn voorkeur uitspreken over twee kandidaat-predikanten, die door de kerkenraad naar voren waren gebracht. Het collatierecht werd in 1922 afgeschaft. r -Yk, Op 15 juli 1909 maakte Jacob van Reenen gebruik van zijn recht van collatie en sprak zijn voorkeur voor J.P. Cannegieter uit als predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente in Bergen (Familiearchief Van Reenen, Regionaal Archief Alkmaar). De eerste heren en vrouwen: Van Haarlem (ca. 1100-ca. 1328) In de tweede helft van de 11° eeuw leeft er in onze streken een zekere Allard I van Haarlem, over wie verteld wordt dat hij land in Heemskerk aan de abdij van Egmond schonk. Een van zijn zoons, Allard II, is van 1105 tot zijn dood in 1120 abt van de Egmondse abdij. Het adellijke geslacht Van Haarlem heeft gedurende vele jaren nauwe banden met de abdij, waaraan zij dikwijls grote schenkingen doen. Zij behoren tot de aanzienlijkste families uit het graafschap Holland en bezitten vele goederen en huizen rondom Haarlem en Heemskerk. (De naam Van Haarlem slaat op de afkomst van de familie - er bestond geen heerlijkheid Haarlem.) Van deze personen zijn vrijwel geen geboorte- of sterfdata bekend. Wel worden zij in bepaalde oorkonden genoemd; de data hiervan worden in de meeste gevallen hieronder vermeld. Het wapen van het geslacht Van Haarlem Een andere zoon van Allard I van Haarlem, Galo, komt voor in oorkonden uit 1105 en 1120 waarin hij Galo van Bergen wordt genoemd. Hij wordt beschouwd als de eerste heer van Bergen. Galo is getrouwd met ene Geertruid, die na zijn dood enkele schenkingen doet aan de abdij van Egmond, waar haar zwager abt is. Hun zoon IJsbrand Galenzone (ook wel IJsbrand van Haarlem genoemd) is waarschijnlijk de volgende heer van Bergen. Hij wordt vermeld in geschriften uit 1162, 1167 en 1174, waarin ondermeer staat dat, wanneer graaf Floris III (1157-1190) de kerk van Vlaardingen teruggeeft aan de abdij van Egmond, IJsbrand Galenzone en zijn broers, zijn zoon Sijmon Galo en vele anderen opgeroepen worden als getuigen. IJsbrand Galenzone is een van de begeleiders van Sophia van Rheineck en haar zoon Otto, graaf van Bentheim, op hun bedevaart naar het Heilige Land omstreeks 1175. Sophia is de weduwe van graaf Dirk VI, die in 1157 was overleden tijdens een eerdere bedevaart naar Jeruzalem. Sophia sterft in Jeruzalem in 1176, waar zij wordt begraven bij het Duitse hospitaal. Pelgrims op weg naar het Heilige Land. Miniatuur uit de 15e eeuw (Bibliothèque Nationale, Parijs).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 9