h U DE HEREN EN VROUWEN VAN BERGEN Hak, spaden en een tweewielige kar. Afbeelding uit het 'Vieil Rentier', ca. 1270 (Koninklijke Bibliotheek, Brussel). het gebied dat later het graafschap Holland werd. Hierna kwam er langzamerhand een einde aan de plundertochten van de Noormannen, die zich daarbij van vele goederen en kerkschatten meester hadden gemaakt. Als gevolg van de invallen van de Noormannen was het centrale gezag uit Aken, Ingelheim en Nijmegen verzwakt en konden de graven zelfstandiger optreden. In de praktijk oefenden zij hun koninklijk ambt dan ook vrijwel autonoom uit en beschouwden zij hun leenrechten als hun persoonlijk eigendom. Leenheren en leenmannen: het leenstelsel Heerlijkheden dankten hun bestaan aan het leenrecht, waarbij een hogere machthebber (de leenheer) zijn rechten en gezag over een duidelijk begrensd grondgebied in leen gaf aan een Het Huidtoneel Een leenman, of hij nu graaf of ambachtsheer was, kreeg zijn leen niet zomaar overhandigd. De overdracht vond plaats tijdens een plechtige ceremonie waarin de onderdaan eerst zijn leen aanvaardde door leenhulde of 'homagium' (manschap) te doen. Hiermee gaf hij aan 'de man' - in de zin van dienaar - van de leenheer te willen zijn en hem als zijn superieur te erkennen. Daarna legde de leenman een eed van trouw aan de leenheer af. Dat deed hij met de hand op een belangrijk religieus voorwerp, zoals de Bijbel of een relikwie. Ten slotte gaf de leenman een voorwerp, zoals een tak of een munt, aan de leenheer als een symbolische bevestiging van de overdracht. Tijdens de ceremonie waren vele notabelen als getuigen aanwezig. In Holland waren er minstens twee plaatsen waar in de middeleeuwen de graven van Holland op deze manier als heren van Kennemerland gehuldigd werden. Een daarvan was vermoedelijk in Katwijk en de andere - de Scepelenbergh - was in Heemskerk. Deze laatste plek, een heuveltje aan de Rijksstraatweg, bestaat nog steeds en wordt het Huidtoneel genoemd. In de 'Annates Egmundani' van Johannes a Leydis staat dat in 1361 Albrecht van Beieren (1358-1404), opvolger van zijn broer Willem V als graaf van Holland en Zeeland, op van zijn onderdanen (de leenman). Die machthebber kon bijvoorbeeld een graaf zijn, die op zijn beurt weer leenman was van een koning of een keizer die het gebied had verkregen of veroverd. In het geval van een heerlijkheid mocht de beleende zich de heer of vrouwe van het gebied noemen. Het leenstelsel ontstond tijdens de versmelting vanaf de 4e eeuw van de Romeinen en de Germanen. Het was gebaseerd op een klasse krijgslieden, de ridders, die het gezag voerden over boeren en knechten, de vazallen, die voor hen werkten. De krijgsheer beschikte over land en goederen; hij verschafte de boeren in zijn gebied een stuk grond en bood hen bescherming. Daarvoor ontving hij een tegenprestatie in natura of in de vorm van diensten, zoals trouw en bijstand in tijden van oorlog (de heervaart, waarbij de vazallen de heer 40 dagen om niet moesten dienen). In de loop van de middeleeuwen werd het ridderschap erfelijk en kreeg de vazal het recht om vrij over zijn leen te beschikken mits hij bepaalde belastingen betaalde. De geldeconomie leefde op en de diensten die werden verleend door vazallen, konden aan anderen, zoals huursoldaten, worden gevraagd. Door de opkomst van deze beroepslegers raakte de heervaart in onbruik; de vazallen konden voortaan hun verplichtingen afkopen door oorlogsbelastingen te betalen. de Scepelenbergh werd gehuldigd door de Kennemers. Een tweede huldiging staat in een grafelijke rekening uit 1418: Jan IV van Brabant (1415-1427), de echtgenoot van Jacoba van Beieren, werd in dat jaar op deze plek gehuldigd. Een derde inhuldiging was die van Maximiliaan I van Oostenrijk (1493-1519) in 1478, die door zijn huwelijk met Maria van Bourgondië in 1477 machthebber over Nederland - en dus ook Holland - was geworden. Bij een archeologische opgraving van het Huidtoneel in 1863 door de archeoloog Dr. L.J.F. Janssen zijn de resten van houtskool, scherven van aardewerk uit de Romeins-Inheemse en Karolingische tijd, verbrande beenderen en brokken ijzer gevonden. Hieruit trok hij de conclusie dat de heuvel oorspronkelijk een begraaf- of offerplaats uit het begin van onze jaartelling was. Het Huidtoneel te Heemskerk; het monument stamt uit 1863 (foto: M.C. Vet). Een vazal doet leenhulde aan zijn heer. Door zijn beide handen tussen die van de heerte leggen doet de vazal 'homagium'. Verder heeft de vazal nog drie symbolische handen, waarmee hij wijst op zichzelf en op het leengoed waarvoor hij vazal wordt. Naar een miniatuur in een Duits handschrift van de Saksenspiegel; begin 14e eeuw (Universiteitsbibliotheek, Heidelberg).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 5