TOT SLOT DE HEREN EN VROUWEN VAN BERGEN Het heerlijk visrecht bestaat nog altijd In tegenstelling tot het heerlijk jachtrecht, dat in 1923 werd afgeschaft, doorstond het heerlijk visrecht vele elkaar opvolgende jacht- en visserij wetten. In 1970 liet Adolf Lamoraal van Reenen zich adviseren over de status en omvang van de heerlijke visrechten in Bergen door advocaat en procureur mr. F. Zeiler. Deze gaf zijn antwoord in een uitvoerige brief gedateerd 3 oktober 1970. Daarin stelde mr. Zeiler ten eerste dat de heerlijke visrechten nog van kracht waren. Deze stelling onderbouwde hij door aannemelijk te maken dat de visrechten van de heren van Bergen op 1 oktober 1838 nog bestonden (toen het oude Burgerlijk Wetboek in werking trad) en daarna door hen onafgebroken werden uitgeoefend. Hiertoe haalde hij het 'Privilege' van 27 oktober 1660 van Studler van Zurck aan, alsook de boedelbeschrijving uit 1807 van Willem Adriaan van Nassau-Bergen, een memorie van Willem Philip Barnaart uit 1818 en andere geschriften waaruit bleek dat Jan Jacobus Henricus van Reenen tussen 1851 en 1883 gebruikmaakte van zijn visrechten. Het tweede punt, de omvang van de heerlijke visrechten, was volgens mr. Zeiler samen te vatten als: '[zich uitstrekkend] over alle "gemene wateren", huidige zowel als toekomstige, die gelegen zijn binnen het gebied dat behoorde tot de Heerlijkheid Bergen op 27 october 1660 In slechts één geval kon mr. Zeiler geen harde uitspraak doen: dat van de Banscheiding tussen Bergen en Schoorl. Beslissend in deze was of het water van de Banscheiding in 1660 al dan niet tot het gebied van de heerlijkheid Bergen behoorde. Hierover spraken verschillende kaarten en plattegronden elkaar tegen. Nu - anno 2010 - zijn de heerlijke visrechten nog altijd in het bezit van de huidige heer van Bergen, Hugo van Reenen, die ze tot en met 2013 heeft verpacht aan de Bergense hengelsportvereniging 'De Karper'. Zo wordt een traditie tussen de heer van Bergen en deze vereniging voortgezet die ontstond bij de oprichting van 'De Karper' in 1927, toen Jacob van Reenen heer van Bergen was. Volgens de Landelijke Federatieve lijst van viswateren (2010-2011-2012), mogen de leden hun hengels uitwerpen in de wateren gelegen binnen de grenzen van de vm. [voormalige] gemeente Bergen (NH) - met uitzondering van de Banscheiding.' Voor wat uitsluiting van de Banscheiding betreft: bij een visrecht hoort een looprecht, om bij de visplek te kunnen komen. De watergrens tussen Bergen en Schoorl kent tegenwoordig zoveel grondeigenaren dat het verkrijgen van de benodigde looprechten ondoenlijk is. Hoewel niet exact bekend is wanneer Bergen tot een heerlijkheid werd benoemd, gaan wij ervan uit dat een telg uit het geslacht Van Haarlem, Galo van Bergen (eerste helft 12e eeuw), de eerste heer van Bergen is geweest. Hij was de eerste in een illustere rij feodale heren en vrouwen. Onder Floris III van Haemstede bereikte de heerlijkheid Bergen een hoogtepunt vanwege de bevordering van het dorp van een ambachts- tot een hoge heerlijkheid. Na een periode van betrekkelijke rust onder Pieter Annoque en van sterk verval tijdens het bewind van de heren Van Borselen, zette Hendrik van Brederode door zijn nationale en internationale relaties Bergen weer op een hoger plan en vergrootte het dorp aanzienlijk door het inpolderen van de Bergermeer. Helaas moesten zijn erven, de Van Holstein-Schaumbergs alweer delen van de heerlijkheid verkopen om hun hoofd boven water te houden. Met Studler van Zurck kreeg Bergen een heer die zich echt het lot van de heerlijkheid aantrok. Door er te gaan wonen en er zijn vooraanstaande vrienden uit te nodigen zorgde hij ervoor dat de heerlijkheid Bergen een plaats werd met een zekere allure. Onder zijn leiding kwam Bergen dan ook weer tot bloei. De spilzieke Wigbold Adriaan van Nassau-Bergen was de laatste hoge en vrije heer van Bergen; na hem werd het feodale stelsel afgeschaft. De volgende heren Mulert tot de Leemcule, Barnaart en Van Reenen restte eigenlijk, zoals wij gezien hebben, slechts de titel. Echter, doordat Jacob van Reenen en Hendrik Daniël Adolf van Reenen zowel burgemeester als heer (of eigenlijk grootgrondbezitter) van Bergen waren, konden zij een buitengewone invloed uitoefenen op de ontwikkeling van ons dorp. Mede onder hun leiding aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw kon Bergen uitgroeien van een arm boerendorp tot een aanzienlijk villadorp en een florerende badplaats. Door de hele geschiedenis van ons dorp hebben wij een wisselend beeld van armoede en betrekkelijke rijkdom gezien. Soms waren het de heren of vrouwen die de heerlijkheid door hun afwezigheid of hun wanbeleid verwaarloosden, maar meestal waren het oorzaken van buitenaf die voor slechte tijden zorgden. Oorlogen, epidemieën, misoogsten en overstromingen teisterden ons dorp als eb en vloed. Tegenwoordig is Bergen minder onderhevig aan natuurrampen en de grillen van al dan niet aanwezige 'heren'. De druk die nu op het dorp wordt uitgeoefend wordt voornamelijk veroorzaakt door de zogenaamde vooruitgang en komt zowel van binnen als van buiten Bergen. Gelukkig zijn wij, de huidige bewoners, veel beter in staat dan onze voorouders om - waar nodig - tegendruk te geven. In zekere zin zijn wij de heren en vrouwen van Bergen geworden en kunnen wij genieten van alles wat vroeger aan adellijke geslachten werd voorbehouden. Daarom is en blijft Bergen ónze 'heerlijkheid'.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 35