J- 'C.^U
■*4*4
Het einde van de heerlijke jachtrechten
Jacob van Reenen was een fervent jager, die met een haast
feodale houding over zijn heerlijke jachtrechten waakte,
zoals mag blijken uit dit briefje gedateerd 28 januari 1910:
Geachte Heer Barnaart,
Om onze afspraak omtrent het konijnen schieten nog eens
duidelijk uit een te zetten wensch ik hierbij te memoreren,
dat ik U vergunning verleende eens in de week te schieten
tot Maart a.s. Gisteren zeide ik dat ik er geen bezwaar
tegen had, dat U zonder geweer buiten dien eenen dag nog
delfde. Voor het eene zwaai gat bij de Verbrande Pan gaf
ik U vergunning om Uw Maman mede te nemen maar
verder is de vergunning slechts voor U persoonlijk.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn,
U.Ed. Dw.
J. van Reenen
De Jachtwet van 1923 maakte een einde aan alle
tot dan toe geldende jachtrechten, waaronder de heerlijke
jachtrechten die sinds hun herstel in 1814 van kracht waren
gebleven. Een belangrijk onderdeel van laatstgenoemde
rechten was het recht van de heer om op het hele
grondgebied van zijn heerlijkheid te mogen jagen, of hij
daar eigenaar van was of niet. Onder de nieuwe wet mocht
men alleen op eigen of gehuurde of verpachte grond jagen.
Bovendien moest iedereen die wilde jagen een jachtakte
aanschaffen, die voor heel Nederland geldig was.
Jacob van Reenen zag kennelijk in dat de nieuwe
wet onafwendbaar was en schreef tijdens de opmaat ervan
een essay getiteld: 'De Jacht in verband met de Jachtwet'.
Hij begint met een inleiding in de jacht: 'Zoolang de
wereld bestaan heeft, tot op den huldigen dag toe, is het
jagen voor de meesten eene hartstochtelijke bezigheid
geweest. Laat ons toch nagaan wat het jagen eigenlijk is.
Onder jagen verstaat men het bedrijf om een sterk wild op
de eene of andere wijze machtig te worden wanneer het
zich vrij in de natuur rond kan bewegen. De jacht wordt
in den tegenwoordigen tijd hoofdzakelijk met schietgeweer
uitgeoefend. Onder wild verstaat men een dier, dat volgens
het oude Romeinse recht geen eigenaar heeft.
Op een gegeven ogenblik belandt hij bij de
heerlijke jachtrechten: 'In ons land zijn nog enkele
heerlijke jachtrechten van kracht, dat zijn de rechten om
de grond van derden te bejagen. Met het oog om onze
jachtwet van alle onbillijkheden te zuiveren en feodale
toestanden op te heffen om daardoor in staat te zijn de
jachtwet in al hare gestrengheid te kunnen toepassen, acht
ik het ten zeerste aanbevelenswaardig om bij de herziening
der wet eene bepaling daarin op te nemen dat alle heerlijke
jachtrechten getaxeerd zullen worden en dat de eigenaar
der gronden te allen tijds gerechtigd zullen zijn, dat recht
tegen den getaxeerden prijs per hectare af te koopen.
[was getekend] 'Een jager'
Dit pleidooi voor schadeloosstelling is illustratief
voor de wijze waarop Jacob van Reenen er steeds naar
streefde om zowel zijn eigen belang als het algemene
belang te dienen.
Jachtpartij in de 'Verbrande Pan'. Twee jongere broers van Jacob van Reenen,
Joachim en Hendrik, zitten rechtsvoor op deze foto uit 1901 (uit: Oude foto's
van Bergen).
VIHStlll WIHG
Do ondergeteekenden,grondeigenaars en
gebruikers van landerijen,allen wonende te
BERGEN (N.H.),geven bij deze vergunning aan
de Heeren van REEKEN te BERGEN (N. H.om ge
durende den tijd van 1 Juli 1900 negen en
dertig tot en met 30 Juni 1900 twee en veer
tig, om alleen of met gezelschap de jacht uit
te oefenen op hunne landerijen gelegen in de
gemeente BERGEN (provincie Noordholland). -
BERGEN (N.H. October 1939.
IMa de afschaffing van het heerlijk jachtrecht moesten de heren Van Reenen
aan de eigenaren van de omringende landerijen toestemming vragen om op
hun land te mogen jagen. (Vergunning verleend voor de periode 1939-1942;
Familiearchief Van Reenen, Regionaal Archief Alkmaar.)