DE HEREN EN VROUWEN VAN BERGEN
wordt begraven in de grafkelder van de Noorderkapel van de
Ruïnekerk. Hij laat een vermogen van ruim f. 500.000 na. In
zijn testament heeft hij bepaald dat niet zijn kinderen maar
zijn kleinkinderen zijn erfgenamen zijn. Wel krijgen zijn drie
kinderen, van wie de oudste zoon krankzinnig en de jongste
spilziek is, het vruchtgebruik over zijn nalatenschap.
In 1759 wordt Willem Lodewijk (1727-1792), graaf van
Nassau, vrijheer van Odijk en Middelharnis, de volgende heer
van Bergen. Willem Lodewijk is echter, net als zijn moeder,
krankzinnig. In een stuk aangaande de erfenissen van de
familie Nassau-Bergen, afkomstig van De Burgemeesteren
Regeerders der Stad Alkmaar, gedateerd februari 1793, wordt
het volgende geschreven over zijn mentale toestand: 'Dat zij
mede, op 't Sujet van de Validiteijt van bet Testament van
Willem Lodewijk van Nassau-Bergen, uijt hoofde van zijnen
zwakke toestand van geest, remarqueerde, dat denzelven
Willem Lodewijk, wel is waar, van jonghs af aan zwakheid van
geest was onderhevig geweest, maar dat die toestand niet altoos
dezelfde was, dewijl het eene zeer bekende zaak is, dat hij zig
somstijds maanden lang in eenen zodanige toestand bevond,
dat men geenen zwarigheid behoefde te maken, om hem eene
uyterste wils dispositie te laten passeeren en tekenen.
De door hem beklede functie van hoogheemraad van
de Uitwaterende Sluizen laat hij waarschijnlijk waarnemen.
Wanneer hij op 26 juni 1792 ongehuwd sterft, erft zijn broer
Wigbold Adriaan de heerlijkheid. Willem Lodewijk wordt
begraven in de grafkelder van de Nassau's in de Noorderkapel
in de Ruïnekerk.
Wigbold Adriaan (1729-1797), graaf van Nassau, is heer van
Bergen tussen 1792 en 1797. De graaf is vernoemd naar zijn
grootvader, Wigbold van der Does van Noordwijk en noemt
zich naast Van Nassau-Bergen ook Van Nassau-LaLecq, Van
Nassau-Odijk en Van Nassau-Woudenberg. In 1756 trouwt hij
in Hoorn met Hester van Foreest (1736-1785), de dochter van
Mr. Nanning van Foreest, heer van de Egmonden, Petten en
Nolmerban. Ze krijgen slechts één kind, hun dochter Adriana
Petronella.
In 1754 wordt Wigbold Adriaan lid van de vroedschap
van Alkmaar en rentmeester-generaal der domeinen in West-
Friesland en het Noorderkwartier. In 1765 is hij dijkgraaf van
Geestmerambacht; bovendien heeft hij een aantal jaren zitting
in het Admiraliteitscollege van het Noorderkwartier, voorts is
hij bewindhebber van de VOC (1778-1788).
In de jaren 1775,1776,1780,1783 en 1784 is hij
burgemeester van Alkmaar; in de vroedschap behoort hij
vanzelfsprekend tot de prinsgezinde partij. In Alkmaar noemt
men hem de 'gekke Nassau' enerzijds vanwege zijn spilziek
gedrag (hij heeft ondermeer een gokverslaving) en anderzijds
omdat zowel zijn moeder als zijn oudere broer Willem
Lodewijk krankzinnig waren.
In 1788 wordt een tekort van f. 98.105 ontdekt
in de kas die Wigbold van Nassau-Bergen als rentmeester
beheert. Hij wordt geschorst en naar 's Gravenhage gevoerd
en gegijzeld. Op 3 februari 1789 wordt hij door het Alkmaarse
Hof onder curatele gesteld van Cornells van Foreest en G.C.
van Vladeracken, beheerders van de 'Bergense boedel' (de
nalatenschap van Willem Adriaan II). Zijn familie toont zich
bereid een deel van de schuld terstond te betalen en de rest
zo spoedig mogelijk af te lossen, op voorwaarde dat er geen
strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld. (Pikant detail is dat
G.C. van Vladeracken in 1806 wegens verduistering door
Afsluithek van de grafkelder van de familie Nassau-Bergen in de Ruïnekerk.
Tekening van mevrouw Royaards-Ten Holt, 1950.
Wigbold Adriaan van Nassau-Bergen en zijn echtgenote, Hester van Foreest.
Schilderijen van T.P.C. Haag, 1765 (Stedelijk Museum Alkmaar).
Adriana Petronella van Nassau op 13 jarige leeftijd, dochter van Wigbold
Adriaan van Nassau-Bergen en Hester van Foreest, latere echtgenote van
Joachim Ernst baron Mulerttot de Leemcule. Schilderij van J.P. Horstok, 1770
(Stedelijk Museum Alkmaar).