DE HEREN EN VROUWEN VAN BERGEN V !t3* De Grote Kerk, nu Ruïnekerk, verwoest in 1574. Tekening van H.Tavenier, 1786 (Regionaal Archief Alkmaar). wordt door haar verkocht. Door de verkoop van landerijen is er echter ook geld vergaard voor het herstel van het koor van de grote, laatgotische kerk van Bergen, die rond 1595 in gebruik genomen wordt. Wanneer Hendrik van Holstein-Schaumburg in 1597 in Gemen sterft, is zijn enige zoon, Joost Herman (1593-1635), pas vier jaar. Deze volgt zijn vader op onder de voogdij van zijn grootmoeder Elisabeth van Pallandt en zijn moeder Metta van Limburg-Bronckhorst en Stirum. Na de dood van Metta nemen haar broers Johan en Erich, graven van Limburg- Bronckhorst en heren van Stirum, de voogdij over. Graaf Joost Herman brengt in 1616 een bezoek aan de heerlijkheid, waarbij hij als heer wordt ingehuldigd. Om de feestelijke inhuldiging voor te bereiden is de baljuw rentmeester, Gijsbert Backer, naar Utrecht gereisd om daar instructies van Joost Herman te ontvangen. Er wordt besloten om de burgemeesters van Alkmaar, de stadsthesaurier Jan van der Nyenborg, de secretaris Nanning van Foreest en andere Alkmaarse gasten op 12 januari 1616 met twee wagens naar de verwelkoming en de feestmaaltijd te Bergen te rijden. Twee dagen later vindt er een tegenbezoek plaats; Gijsbert Backer noteert op die dag in zijn afrekening: 'naer de inhuldinge is Sijn Genade ter maeltijt geweest bij de heeren van Alkmaer, alwaer de bodens deur ordere van Zijn Genade tot nyeuwe jaer vereert iiii l. xiii s.(De Bergenaren zelf hadden een bedrag van 1400 gulden toegezegd als inhuldigingsgeschenk, een bedrag dat echter twintig jaar later nog steeds niet betaald was.) Na de inhuldiging in Bergen verblijft Joost Herman waarschijnlijk nog enige tijd in Culemborg, waar de Van Pallandts een huis bezitten. Hij poseert in Utrecht voor de schilder Paulus Moreelse, die in de zomer van 1616 twee portretten van hem maakt. Gijsbert Backer betaalt in november 1616 zesendertig gulden per portret en bestelt voor het schilderij dat Joost Herman wil behouden een vergulde lijst voor twee gulden. Zelf behoudt Backer het tweede schilderij; onduidelijk is of hij het voor zich zelf houdt of dat het portret misschien een plaats moet krijgen in het rechthuis in Bergen. Wanneer Joost Herman ongehuwd in oktober 1635 sterft, is de heerlijkheid financieel in een nog slechtere staat geraakt. De heerlijkheid gaat over op zijn neef Otto V van Holstein-Schaumburg (1614-1640), een andere kleinzoon van Joost II. Otto V is van 24 november 1635 tot zijn dood op 15 november 1640 heer van Bergen. Ook hij slaagt er niet in de met hypotheken bezwaarde heerlijkheid winstgevend te maken tijdens zijn, daarvoor ook te korte, vijfjarig bewind. Mede door het gemis van de opbrengsten van de verkochte landen is het bezit van de heerlijkheid een weinig rendabele zaak. Otto V, graaf van Holstein-Schaumburg en heer van Bergen, door een onbekende schilder (collectie slot Bückeburg).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 19