Het wapen van het geslacht Annoque en de handtekening van Pieter Annoque. van den Steenhuyse; door dit huwelijk wordt Pieter Annoque in de adel opgenomen. In 1448 wordt hij benoemd tot rentmeester van Zeeland bewesterschelde. Hendrik II van Borselen, heer van onder andere Veere en Zandenborch, stelt zich garant voor Annoque. In 1450 ontvangt Annoque de heerlijkheid Bergen, inclusief de wildernissen en de uitstaande rentes, van Maria van Haemstede als onversterfelijk leen. Hij moet het 'verheergewaden mit eenen roden sperwair off enen vrancrycxen schilt dairvoir, gelyckerwys die oude handvesten ende brieven die dairaff syn dat inhouden ende begrypen'. Bovendien brengt Annoque hulde aan de leenheer, hertog Filips III. Bij deze plechtigheid zijn meerdere leenheren aanwezig die de inwoners van Bergen opdracht geven eer te bewijzen aan Pieter Annoque, zoals onderdanen van een heerlijkheid aan hun heer verschuldigd zijn. Mogelijk heeft Pieter Annoque wat moeite met zijn bezit, want hij doet verschillende pogingen om er vanaf te komen. Rond 1454 probeert hij de heerlijkheid aan de heer van Egmond te verkopen; de zaak ketst echter op onenigheid over de prijs af. Op 11 juni 1455 draagt hij de heerlijkheid Bergen over aan jonkvrouwe Kathelijne de Bock (?-na 1483), dochter van Jan de Bock, met wie Annoque samen tollenaar van Iersekeroord is. In het voorjaar van 1458 - hij is inmiddels weduwnaar - trouwt Annoque met Kathelijne de Bock, waardoor hij weer heer van Bergen wordt. Op 7 april 1457 aanvaardt Pieter Annoque het baljuwschap en het rentmeesterschap van kasteel de Nijenburg ten zuiden van Alkmaar. De Hollandse adel wil echter kennelijk geen vreemde eend in de bijt en in 1458 wordt het kasteel door Hendrik van Nijenrode overgenomen ten gunste van de heren van Brederode. In 1462 is Annoque, na achttien jaar, rentmeester van Zuid-Holland af en gaat hij op slot Loevesteyn wonen. Op 16 juni 1463 dragen Kathelijne de Bock en haar man Pieter Jacobsz. Annoque, in tegenwoordigheid van de stadhouder-generaal van Holland Lodewijk van den Gruythuyse en leenmannen, de heerlijkheid Bergen over aan Hendrik II van Borselen, de man die in 1448 borg voor Annoque had gestaan. Zo komt er een einde aan het hoogste ambt dat Pieter Annoque in zijn carrière heeft bereikt. De gevestigde Hollandse adel blijkt uiteindelijk te machtig voor een ambitieuze burger. Filips III van Bourgondië behangen met het teken van de door hem opgerichte Orde van het Gulden Vlies. Schilderij van Rogier van der Weyden, ca. 1445 (Musée des Beaux-Arts, Dijon). Kennemerland als onversterfelijk leen over te dragen aan Pieter Annoque, raad en rentmeester van Zeeland bewesterschelde (Zeeuws-Vlaanderen). Waarom zij dit doet is niet duidelijk. Mogelijk is het als dank voor de hulp die zij bij diverse zaken van hem heeft gekregen (hij voerde de administratie over de goederen van Wolfert van de Maelstede, die in 1448 overleed) of om een schuld af te lossen. Een Vlaamse burger als heer van Bergen: Annoque (1450-1463) Pieter Jacobsz. Annoque (ca. 1420-1478) uit Oudenaarde maakt een uitzonderlijke carrière van burgerjongen tot lid van de hoogste kringen. Hij is kennelijk van nature zeer ambitieus, want hij gaat op jonge leeftijd naar het noorden en werkt al op zijn negentiende als klerk van de rentmeester in Zeeland. Wanneer Filips III op zoek gaat naar nieuwe, trouwe aanhangers uit de hogere burgerstand, vindt hij Pieter Annoque op zijn weg en geeft hem in 1440 het schoutambt van het Hof van Delft. Dit is voor Annoque het begin van een indrukwekkende verzameling ambten en andere functies, zoals lid van een delegatie voor vredesbesprekingen met de Engelsen (1441), rentmeester van Zevenbergen (1442-1446) en rentmeester van Zuid-Holland (1444-1462). (In deze tijd bevat 'Zuid-Holland' ruwweg het gebied rondom Dordrecht en de steden Gorinchem, Woudrichem, Schoonhoven, Heusden en Geervliet.) Ook is Annoque tussen 1457-1461 stadsklerk van Oudenaarde en tussen 1454-1470 tollenaar van Iersekeroord. Hij wordt poorter van diverse steden, waaronder zijn geboorteplaats Oudenaarde, Leiden (1440) en Dordrecht (1445). De poorterschappen stellen hem in staat om bepaalde betrekkingen in die regio's aan te nemen. Rond 1445 trouwt hij met Aechten van den Steenhuyse (?- ca. 1456), dochter van ridder Willem Pietersz.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 14