DE HEREN EN VROUWEN VAN BERGEN Het wapen van het geslacht Persijn. De Hoekse en Kabeljauwse twisten De strijd tussen de Hoeken (genoemd naar de haken om een vis - zoals een kabeljauw - te vangen) en de Kabeljauwen (afgeleid van de blauwgrijze tinten op het Beierse wapen die op visschubben leken) was een langdurige machtsstrijd tussen partijen van een steeds wisselende samenstelling van adellijke heren en burgers in Holland en Zeeland. De oorzaak lag voor een groot deel in reeds lang bestaande vetes tussen enkele adellijke families en de ontevredenheid van de lagere adel die door de opkomst van de steden snel verarmde. Het conflict begon tijdens de successiestrijd die was ontstaan na de dood van graaf Willem IV van Holland, Zeeland en Henegouwen (1345) tussen zijn zuster Margaretha II van Henegouwen en haar zoon Willem V. De Hoeken wilden hun machtspositie handhaven en steunden Margaretha; de Kabeljauwen wilden verandering en gaven de voorkeur aan Willem V. De strijd ging jaren door totdat Willem V in 1351, na een door hem gewonnen slag, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen werd. De strijd tussen de Hoeken en Kabeljauwen laaide echter nog een paar keer op wanneer de edelen zich realiseerden dat hun rol door de opkomst van de stedelijke burgerij steeds meer uitgespeeld raakte. De Kabeljauwen, die voornamelijk in de steden woonden, wonnen uiteindelijk. De steden met hun handel en nijverheid brachten immers een groeiende welvaart met zich mee. Het gevecht om de opvolging kostte vele doden onder de edelen, wier macht door dit alles voorgoed was afgenomen ten gunste van de burgerij. Een belangrijk bijkomend punt in deze strijd was de vraag of een vrouw een titel en een functie kon erven. Wanneer alleen een man kan erven spreekt men van 'zwaardleen', wanneer ook een vrouw kan erven, bij het ontbreken van De 'Grote Kerk' van Bergen Goede van Bergen was door graaf Willem III erkend als erfdochter van de Persijn-goederen die haar moeder Jutte bij haar huwelijk had ingebracht. Met een deel van Goede's vermogen werd de grote, aan Petrus en Paulus gewijde, kerk in Bergen gebouwd. De toen bestaande kerk in Bergen was gebouwd van hout en moest worden afgebroken; er werd nu op dezelfde plaats een stenen kerk gebouwd. Volgens de overlevering had deze een toren van 260 voet hoogte, met twee uitkijkposten vanwaar het mogelijk was de zee te zien. Een kleine rekensom (260 maal 29,5 cm (een Bergense voet) 76,7 meter) doet echter vermoeden dat de hoogte schromelijk overdreven werd: voor een toren van die hoogte zou je een grondvlak van minstens 10 meter bij 10 meter moeten hebben; het grondvlak van de Bergense toren was veel kleiner. Boven de zuidelijke ingang van de kerk was lang het wapen te zien van de heren van het geslacht Persijn. De grote kerk van Bergen, zoals die er vermoedelijk uitzag voor de verwoesting van 1574. Tekening uit ca. 1740 van Gijsbert Boomkamp, naar een afbeelding 'op een bort circa vijf voeten groot' dat toen in de kerk hing (Regionaal Archief Alkmaar). een mannelijke afstammeling van de gestorven leenman, is er sprake van 'spilleleen'. Toen Margaretha II van Henegouwen gravin werd van de van oudsher zwaardlenen Holland en Zeeland, was dat tot groot ongenoegen van vele inwoners van die graafschappen en leidde dat ook mede tot de twisten. Deze beelden van Jacoba van Beieren en haar rivaal Filips III van Bourgondië stonden eens in de vierschaar van het oude stadhuis te Amsterdam. Eikenhout, ca. 1470 (Amsterdams Historisch Museum).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 13