HET ONDERWIJS IN BERGEN IN DE 18E EEUW steeds rond de 600. In 1807 waren 238 daarvan kinderen. Ge middeld gingen er 45 kinderen naar de hoofdschool en 17 naar de school op 't Woud. Dit wijst erop dat er weinig animo was voor het onderwijs. Opvallend is ook dat de kleinste school, gelegen op 't Woud, in het meest kinderrijke gebied lag. Ken nelijk werden de kinderen daar veel meer bij het arbeidsproces betrokken dan bij de families in de Kerkbuurt, waar de meeste middenstand zich bevond. Schoolgebouwen Bergen had in de 18c eeuw twee scholen: een hoofd- en een bij school. De hoofdschool bevond zich in Bergen en was gelegen in de Kerkbuurt, daar waar nu de tuin is achter het voormalig raadhuis aan de Raadhuisstraat hoek Ruïnelaan. Het was een stenen gebouw met glas-in-loodramen en een rieten dak. De bijschool bevond zich op 't Woud. In de tijd waarin Willem Adriaan van Nassau Heer van Bergen was (1742 -1759), werd de kapel van Sint Cosmas en Sint Damianus in Noord-Wimmenum tot school ingericht. Hiertoe werden enige kleine verbouwingen verricht en werd de kapel waarschijnlijk in tweeën gedeeld. Het Regulement voor de Schoolmeester tot Bergen We gaan ervan uit dat het onderwijs in Bergen nauwelijks ver schilde van het dorpsonderwijs elders. Het Regulement voor de Schoolmeester tot Bergen uit 1759, bestaande uit twaalf artikelen, vormt hiervoor de basis. De schooltijden worden erin aangegeven, methoden om de leerlingen te stimuleren, momenten voor gebed en tijden voor het overhoren van de lessen. Het geeft aan op welke dagen voor bepaalde vakken de accenten vallen. Verplichtingen waaraan de schoolmeester, de ouders en de kinderen zich dienen te houden. De taak van de schoolmeester bij het uitgaan van de school en de huishoude lijke taken van de schoolmeester m.b.t. het schoolgebouw, zijn eigen woning, het Regthuijs en het kerkgebouw. Ook vermeldt het Regulement de taken van de koster die de schoolmeester eveneens dient te vervullen. De school begon om negen uur. De leerlingen dienden een kwartier voor schooltijd aanwezig te zijn, zodat er geen kostbare tijd verloren zou gaan. De ochtend werd geopend met het morgengebed. Om elf uur eindigde de ochtend met het De plaats waar de school op 't Woud heeft gestaan aan de Banweg tegenover Berkenhoeve, (foto B. Nuyens) gebed voor het eten en het zingen van een of twee verzen uit de psalmen, 's Middags begon de school om één uur met het gebed na het eten. De school ging uit om vier uur en werd dan afgesloten met het middaggebed en het zingen van twee of drie verzen uit de psalmen. Het was de schoolmeester geoorloofd één van zijn beste leerlingen de mindere klasgenoten te laten overhoren, vóórdat deze bij de schoolmeester hun lessen kwamen opzeggen. Het eerste wat de meester na het ochtendgebed deed, was de schrijvers overhoren, die naar een handgeschreven voorbeeld van de meester hadden gewerkt. De meester veranderde zijn voorbeeld om de maand of om de twee maanden. Daarna wer den de andere kinderen overhoord, maar niet meer dan een of twee kinderen tegelijk 'om de wanorde te voorkomen' Later ging de meester 'aan de tafel ront' om te zien of zijn onderwijs met opmerking' werd 'nagevolgt'. Elke maandagmorgen gingen de leerlingen met elkaar de strijd aan wie de beste lezer en wie de beste speller was en elke woensdagmorgen wie de beste schrijver was. De leerlingen leverden het vel papier in waarop ze hun schrijfkunst had den getoond en de volgende dag maakte de meester de uitslag bekend. Woensdagmiddag was er godsdienstonderwijs, zater dagmorgen werden de lessen van woensdagmiddag herhaald en de 'bekwaamste' en 'gewilligste' kinderen moesten de grote vragen van de Heidelbergse Cathechismus leren om die op zondagmiddag in de kerk op te zeggen. De meester diende alle dagen 'school te houden' en in het klaslokaal te blijven op schooltijduren. Bovendien moest hij erop letten dat de kinderen niet 'haar tijd koomen te verkwis ten, met speelen, snoepen, veel min kwaalijk spreeken, kijven, vloeken, vegten en diergelijke onmanierlijkheeden, alles op zoodanige straffen ende correctie als de meester in reedelijk- heijd zal bevinden daer toe te behooren'. Ook als de leerlingen de school uitgingen was er een taak voor de meester weggelegd: 'De meester zal al verder gehou den zijn de Kinderen eerbiedigheijd en ontzag in te scherpen voor haare Ouders en Overigheijd, en haar gelasten in het uijtgaan van 't School zeedig en stil zonder geraas of balda digheid, vegten of smijten, nae huijs te gaan, en voor de oude Lieden, welke zij passeeren de hoed af te neemen'Om dit be hoorlijk te kunnen controleren en corrigeren, diende hij bij de schooldeur te staan. Bijbanen van het schoolmeestersambt aan de hoofdschool Ook hier geeft het Regulement zeer gedetailleerd aan welke bijbanen de schoolmeester diende te vervullen. De schoolmeester wordt geacht het schoolgebouw goed te onderhouden 'ten dien eijnde de trappen voor 't School alle weeken te laaten afveegen en schrobben.' Afwisselend is dit de taak van de oudste en bekwaamste leerlingen. Ook was het zijn taak om het Regthuijs 'te allen tijde in gereedheijd hebben, om aldaar alle ordinaire en extraordi naire bijeenkomsten in ordentelijkheijd en naar gewoonte te kunnen houden.' Ten aanzien van het onderhoud van het kerkgebouw geeft het Regulement precies aan wat er moet gebeuren en in welke frequentie 'Aangaande de dienst van de kerk, die naer de ordre van in alle kerken gebruijkelijk te doen en houden, als ook de kerk wel te onderhouden met alle

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 7