Jaap Langenberg ('ome Jack'),
de zomerse huisknecht van
garagebedrijf en hotel Prins
Maurits, tankt zijn Norton 500
cc motorfiets. De benzinepomp
werd eveneens geëxploiteerd
door het garagebedrijf.
(foto: Jan Stroomer)
afkomstig uit Driehuizen in de Schermer en dwong veel respect
af met zijn machtige Norton Dominator N 88, twee cilinder 500
cc motorfiets. Ieder voorjaar maakte hij - het laatste stukje Zee
weg soms met de handen van het stuur - hiermee zijn (r)entree
in het dorp. Hij kwam het zomerseizoen intern bij Hotel Prins
Maurits voor alle voorkomende werkzaamheden, maar vooral
voor de gasflessen, de fietsenstalling en het banden plakken. Gas
bezorgde hij met de DKW, later met de Opel Olympia, gezeten
op een dik kussen en de stoel op de voorste stand. Moeiteloos en
met een gracieuze zwaai nam hij zo'n gasfles op de schouder en
zelfs de langste trappen bij de huizen aan de Zeeweg en de Park
weg trotseerde hij. Bergen aan Zee en 'Japie', met zijn 'peper-
en-zout-kleurige' overall, zijn zwarte alpinopet en een eeuwige
'Arsenal' sigaret tussen de lippen, waren vele jaren gedurende de
lange zomers onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Huisvuil en riolering
Ongesorteerd huisvuil werd twee maal per week opgehaald
door de gemeente. Bij Bio-vakantieoord verbrandden ze het
huishoudelijk afval en de oude kleding op het terrein, waarna de
restanten weren begraven. Oude metalen waren voor de ijzer-
boer, de lompen voor de voddenman. Ze kondigden hun komst
'bij uitroep'- kenmerkend maar onverstaanbaar - aan. Schillen,
groente- en fruitrestanten werden door de schillenboer - na
Gerrit Sijpheer was dat Gerard Meijer - met paard-en-wagen
opgehaald. Het was voer voor de 'veestapel' van Bob Boersma.
Na eerst geboerd te hebben op de eerder genoemde voormalige
groenteakkertjes, verplaatste hij zijn 'veestapel' (een koe en twee
vaarzen) naar het zanderige weilandje in het toenmalige Elzen-
bos (nu Engelse Veld). Later vestigde hij er een minimanege (drie
paarden en enkele pony's).
De riolering in ons dorp was eenvoudig en meestal doeltreffend.
Alle huishoudelijk afvalwater uit de badkamer, keuken en WC
werd biologisch afgebroken in door grespijpen met elkaar ver
bonden zink- en beerputten. Ieder pand had zo'n systeem.
Bij Bio-vakantieoord echter, stroomde het keukenafvalwater tot
het begin van de jaren vijftig via een afvoerbuis vrijelijk het duin
in. Mijn vader (JB) had op deze zuidhelling enkele jaren zijn
'minitabaksplantage'. Hij droogde de bladeren en versneed ze tot
tabak. Later verrees een betonnen bouwsel met lavabrokken als
filter.
Periodiek moesten de beerputten, ondanks het natuurlijke
afbraakproces, worden geleegd. Cor Schotten van de Verspyck-
weg was hierin specialist. Hij deed dit met een 'kattenkop', een
handbediende zuigperspomp op houten onderstel. De putten-
schep - een emmer aan een steel - kwam er ook aan te pas. De
beer werd in een kuil op het terrein gestort.
Naderhand nam gemeentewerken deze rol over met een
'puttenzuiger', bemand door Cor Dijs. De tankwagen met vacu-
umpomp werd getrokken door de Landrover 6-cilinder Pick-up.
Samen met een collega van gemeentewerken (GW), eveneens
in manchester werkpak gestoken en het hoofd met pet - met
GW-logo - getooid, zorgde Dijs voor het leegzuigen. De 'beer'
werd op twee plaatsen in de duinen geloosd: 'om de noord' langs
de Banweg en 'om de zuid' op een voormalige akkertje. Deze
gronden behoorden in die tijd nog niet tot het Noord-Hollands
Duinreservaat maar waren eigendom van de NV Bouw Exploita
tie Maatschappij Bergen aan Zee.
De capaciteit van de eigen riolering van hotels, pensions,
restaurants en koloniehuizen schoot snel tekort. In de drukke
zomermaanden was de situatie geregeld hopeloos. Het riool
systeem kon het grote aanbod niet aan en de stinkende smurrie
stroomde de weg op, een onhoudbare toestand. Met de aanleg
begin jaren tachtig van een persrioleringssysteem zijn deze pro
blemen afdoende opgelost. Nu ook de strandpaviljoens zijn aan
gesloten, behoren rioolproblemen daar eveneens tot het verleden.