'Een schilderstukje of zoo iets'
Twee bijzondere molendoeken
van Arnout Colnot
In Museum Het Sterkenhuis is al vanaf eind april een interessante tentoonstelling over de
historie van de Bergense polders en droogmakerijen te zien. Museum Kranenburgh organiseert
bovendien van half juli 2009 tot half januari 2010 een expositie van polderlandschappen van
meesters uit de bekende Bergense School. Daar hangen onder andere twee grote doeken uit 1931
van de Schermermolens vervaardigd door A. Colnot. Beide schilderijen komen uit de collectie
van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Aan de twee prachtige kunstwerken van
Colnot zit een verhaal vast van verdwenen vergezichten en een polderbestuur met aandacht voor
het nageslacht. Een verhaal dat het waard is verteld te worden.
DIEDERIKATEN
Schermermolens uitgedraaid
De in de jaren 1633-1635 drooggemaakte Schermeer bezat
een uitgekiende molenbemaling. Dat kwam omdat men tegen
die tijd over een ruime ervaring beschikte met de bemaling
van diepe droogmakerijen opgedaan in de Beemster, Purmer,
Wijde Wormer en Heerhugowaard. Evenals in andere polders
werd na 1870 in de Schermeer uitgebreid over de bouw van
stoomgemalen gediscussieerd. Maar de molens voldeden
uitstekend en de overstap op stoombemaling zou wel 700.000,-
gaan kosten. Zodoende bleef men in de Schermeer als laatste
grote droogmakerij op de wind vertrouwen.
Na de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 kwam de
bemaling opnieuw aan de orde. Het onderhoud van de 50
molens was erg kostbaar, het vereiste vakmanschap stierf uit en
de loonkosten van de molenaars waren sinds 1913 verdubbeld
van 10.000,- naar 20.000,- per jaar. Hier kwamen hogere
eisen van de landbouw aan de waterbeheersing bovenop. Bij
molens bleef de wind altijd een risicofactor. Daarom besloot het
polderbestuur in 1925 over te stappen op elektrische gemalen
volgens een plan van het gerenommeerde ingenieursbureau W.C.
en K. de Wit uit Amsterdam.
De in 1923 opgerichte Vereniging De Hollandsche Molen
probeerde nog van alles om de Schermermolens te redden.
Het polderbestuur was niet over die actie te spreken omdat
het vond dat het als een landschapsvernieler bij het publiek
werd neergezet. Gedeputeerde Staten hadden het laatste
woord. Zij wonnen advies in bij Provinciale Waterstaat. De
hoofdingenieur-directeur van deze dienst gaf te kennen dat de
sloop van de molens vanuit esthetisch oogpunt eeuwig jammer
was, maar verder verdiende elektrische bemaling op alle fronten
de voorkeur. Het resultaat was dat de Staten groen licht gaven.
De nieuwe gemalen kwamen in 1928 gereed en daarna verkocht
het bestuur van de Schermeer de ene na de andere molen voor
de sloop. Een uniek geworden polderlandschap gedomineerd
door tientallen molens verdween op die manier in hoog tempo
van de kaart.
Molensentiment
Natuurlijk beseften dijkgraaf, heemraden en hoofdingelanden
dat heel goed. Zij waren zeker gehecht aan de molens
die de Schermeer 300 jaar lang droog hadden gehouden.
Hoofdingeland M.N. de Koning besloot in augustus 1930 iets
te ondernemen. Tijdens de vergadering van hoofdingelanden
van 28 augustus in het Noorderpolderhuis bij Schermerhorn
kwam hij tijdens de rondvraag met een voorstel. Hij gaf in
overweging 'een schilderstukje of zoo iets' te laten maken van de
twee grote molengroepen tussen Westgraftdijk en Driehuizen
en Schermerhorn en Ursem. Dat was toen nog net mogelijk. De
schilderijen konden in de 'herenkamer', de vergaderzaal van het
polderhuis, aan de wand worden gehangen opdat het oude beeld