Het Bergense
slachthuis
"De7 vleeshouwer. 43
OnbedachtSlaat geen acht
Het Beest treed ia 2.fa mac kers bloed
En meet van schricken nock van mirde
Gelijk het onbedacht gemoed;
Al Sterft >mja naasten aan 'zya'zfde,
En dat ha Siedt een quaadc vrucht
Noch geeft hij srch niet op de 'Macht.
Jl1
RU WAALEWIJN
Cornelis Jetses: Uit vroeger eeuwen, (uit: Jan A. Niermeijer,
De wereld van Cornelis Jetses, Groningen, uitgeverij De Vuurbaak, 1976)
Jan Luijken, De vleeshouwer.
Dat vlees door de eeuwen heen een belangrijke voedselbron
was, werd tijdens de geschiedenislessen op de lagere school
verbeeld op de wandplaten van Cornelis Jetses. Op tekeningen
met beelden van rond het begin van de jaartelling zag je
plaggenhutten waaromheen kindertjes speelden, vrouwen die het
land bewerkten of hout sprokkelden voor het vuur waarop de
maaltijd werd bereid. Op de tekening hielden de vrouwen zich
tevens bezig met het kleinvee en allerlei andere huishoudelijke
zaken.
De mannen, evenals hun vrouwen en kinderen gehuld
in berenvellen, kwamen thuis van de jacht. De jachtbuit, een
hert, werd met gebonden poten hangend aan een stok tussen
twee jagers naar hun onderkomens gebracht om als maaltijd
te dienen. Als toelichting werd ons verteld, dat de mannen als
vrijetijdsbesteding ook nog hun vrouwen verdobbelden. Het
was het tijdvak waarin het proces van eten en gegeten worden
heerste. Kreupele, zieke en oudere dieren dienden als voedsel
voor de sterkeren, zodat voor een natuurlijke selectie werd
gezorgd.
Een andere wandplaat, waarop het dagelijks leven enige
eeuwen later werd verbeeld, toont het interieur van een herberg
waar pullen bier achterover worden geslagen, waarbij de mannen
vlees van een bot kluiven. De honden op de grond doen zich
tegoed aan de op de grond geworpen resten.
Om tegenwoordig een stukje vlees op tafel te krijgen
is het bezoek aan een grootgrutter de gemakkelijkste weg.
Allerlei dieren, opgedeeld in hapklare brokken, liggen voor
de consument in koelvitrines klaar. Iets anders is het bij de
ambachtelijke slager zoals die tegenwoordig in reclamejargon
heet. Hier wordt op verzoek van de koper het gewenste stukje
vlees afgesneden. Zo'n winkel wordt veelal opgesierd met
een foto waarop de in het wit gestoken slager prijkt op een
paasveetentoonstelling naast een prachtige gezonde koe voorzien
van een kokarde. Dus geen kreupel, ziek of oud dier meer, dit
dank zij de Vleeskeuringswet.
Uit het gemeentearchief van Bergen blijkt dat begin 1900 de
plaatselijke overheid zich met het slachten gaat bemoeien. In
dat jaar dient de weduwe Van den Berg een verzoek in om
een woonhuis met slachterij te mogen oprichten in Oostdorp.
Het bouwplan wordt op 30 maart 1903 door het college van
burgemeester en wethouders (B W) goedgekeurd, behoudens
de slachterij. Of dit de reden is om in haar vergadering van 14
november 1904 grenzen binnen de gemeente vast te stellen voor
het oprichten van slachterijen blijkt daar niet uit. Particulieren
mogen volgens dat besluit op hun erf, voor eigen gebruik, slechts
twee varkens en één koe slachten.
Uit de vergadering van B W d.d. 18 april 1905 blijkt
dat de heer Van Reenen 20 x 20 meter grond 'in het bosch op de