Comelis Jonker en Beli Bok in hun verlovingstijd. Wanneer Roeske in 1922 bij Apollo vertrekt, biedt hij de 21-jarige dirigent aan het koor van hem over te nemen. De jongeman, die zich inmiddels Cornelis is gaan noemen, weigert: Amsterdam vindt hij te ver. Bij een latere ontmoeting vraagt Roeske belangstellend: 'En, groeten je collega's je nog?'. Jonker antwoordt bevestigend, waarop Roeske zegt: 'Helemaal verkeerd. In dit vak moeten je collega's je haten!'. Een anekdote die beide mannen tekent. Maar later, als Cornelis zijn sporen heeft verdiend, is de verhouding tussen de bekwame en ambitieuze jongeman en zijn collega's inderdaad niet altijd meer zo vriendelijk. De ontmoeting met Beli Bok In 1920 ontmoet hij op de kermis een meisje met groene kousen; die droegen weinig meisjes in die tijd. Ze heet Beli Bok. Haar vader handelt in boter. Ook zij is geboren in Alkmaar, in 1904, maar woont nu in Bergen. Haar ouders runnen een pension aan de Russenweg, waar zij regelmatig gasten krijgen via een contract met een verzekeringsmaatschappij. Eén van de gasten is de dichter Adriaan Roland Holst, wiens vader een assurantiekantoor had, vandaar de connectie. Oom Rik Roland Holst is in die tijd niet erg tevreden over zijn neef en schrijft: ..hij mist volslagen iedere maatschappelijke moraliteit dankzij zijn verliteratuurde en parasitaire levensopvattingen.In dat spanningsveld verkiest de dichter in 1918 het pension boven het logeren bij zijn oom en tante, door wie hij Bergen had leren kennen. Adriaans verblijf bij de familie Bok duurt langer dan een zomer, hij woont er met enkele onderbrekingen om vervolgens, in 1921, zijn huis aan de Nesdijk te betrekken. Hij heeft het er naar de zin, want in die tijd (1920) schrijft hij aan zijn vriend Greshoff: 'Ik pleeg literatuur en de zonde in montere afwisseling. Met de dan 16-jarige dochter des huizes staat de charmante dichter op goede voet. Zij begint in die tijd met schilderen, in een klein kamertje van het pension dat haar moeder voor dat doel heeft ingericht. Hij introduceert het talentvolle, verlegen meisje bij Matthieu Wiegman. Wiegman geeft haar richting in haar kunst, overigens zonder echt les te geven. Iedere week bekijkt hij haar productie en regelmatig schilderen ze samen. Later verwijst hij haar door naar Charley Toorop. En dan ontmoet Beli de serieuze jonge musicus, Cornelis Jonker. In 1927 trouwen ze na een lange verloving, in die tijd gebruikelijk als er nog onvoldoende bestaanszekerheid was. Ze gaan in Alkmaar wonen en krijgen drie dochters. Cornelis maakt carrière Muzikaliteit, ambitie en zakelijkheid brengen de jonge Cornelis verder. Hij wordt dirigent van de Nederlands Hervormde Oratorium Vereniging Alkmaar. Zijn uitvoeringen van de Matthaus Passion zijn beroemd. Aan kinderen voor het kinderkoor geen gebrek. Via het behalen van de benodigde certificaten had Cornelis begin jaren twintig een onderwijsbevoegdheid gekregen. Hij wordt muziekleraar aan de kweekschool en leidt er het schoolkoor. Ook geeft hij les aan de HBS. Van de schoolkinderen verwacht hij dat ze in de Grote Kerk naar zijn Matthaus Passion komen luisteren, wie komt krijgt een hoger cijfer... Hij houdt de speciale jongerentribune in de kerk goed Het echtpaar Jonker-Bok geschilderd door Matthieu Wiegman als cadeau bij hun huwelijk in 1927.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2009 | | pagina 23