Een legendarische dirigent en een onzichtbare schilderes Leven en werken van Cornelis Jonker en Beli Bok In het midden van de vorige eeuw was er in onze regio één dirigent die met kop en schouders boven zijn collega's uitstak: Cornelis Jonker. Wie was deze man en wat was de basis voor zijn succes? En hoe kwam het dat zijn vrouw als Bergense schilderes volstrekt onbekend was? wfl HERMAN GELENS Eerste jaren Cornelis Jonker werd op 24 augustus 1901 in Alkmaar geboren. Zijn vader was veehandelaar, niet een beroep dat direct doet denken aan de muziekwereld. Wel een milieu waar het zakelijke met de paplepel wordt ingegoten, een aspect dat de dirigent nooit heeft onderschat. De jonge Kees doorloopt de driejarige HBS en volgt in zijn geboortestad piano- en orgellessen bij Jac. Bonset en Johan Kuiper. Als hij 15 is, sterft zijn vader. Het beroep van zijn vader trekt hem niet: de jongeman wil enkel verder in de muziek. Hij bevestigt, zoals dat toen gebruikelijk was, een bord naast de voordeur, waarmee hij zich vestigt als piano-, orgel- en muziektheorieleraar. In het begin geeft hij vooral kinderen les. Een tweede manier om in zijn onderhoud te voorzien is het oprichten van kinderkoren. Hij doet dat simpelweg door het aanbrengen van aanplakbiljetten. Mede door zijn groeiende reputatie als pianoleraar komt er voldoende respons. Met de kinderen zingt hij cantates. Maar hij organiseert ook kindermusicals voor hen. Intussen bekwaamt hij zich in het dirigentenvak. Dat doet hij bij Fred Roeske, in die tijd een vooraanstaand koordirigent van ondermeer het toen beroemde Apollo Mannenkoor in Amsterdam. Dit was niet iemand die zomaar iedereen aannam. Het moet tussen die twee van meet af aan geklikt hebben, want in die tijd krijgt hij Roeske's foto met een opdracht waarin deze hem prijst als begeleider. Fred Roeske, van wie Cornelis Jonker het dirigentenvak leerde. De foto is een blijk van waardering voor de leermeester, die erop schreef: Den Heer C. Jonker, een voortreffelijk accompagnateur, Fred J. Roeske.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2009 | | pagina 22