Broodbakken is van alle tijden Bakkerswinkel begin 20e eeuw. Tekening van Anton Pieck (1895-1987). niet met zeep gewassen mochten worden, want dan zou de smaak van het roggebrood worden verpest! De elektrificatie van Nederland kwam eind 19® eeuw op gang, maar het duurde enige decennia voordat alle steden en dorpen van stroom waren voorzien. Geleidelijk ging de bakker zich ook mechaniseren. Het was vooral de elektrische kneedmachine, die hem veel zwaar werk uit handen nam. Door gewijzigde marktomstandigheden, na 1960, verdwenen er over het gehele land veel 'warme bakkers'. In Bergen was het niet anders. Anno 2000 werd 70 van de totale broodproductie verkocht in de supermarkt. Het vervolg van dit artikel verhaalt over de groei en de afname van Bergense bakkers in de vorige eeuw. Tegeltableau, omstreeks 1898 (collectie Nederlands Bakkerijmuseum 'Het Warme Land' Hattum). e kunnen de oude Egyptenaren de eerste echte brood bakkers en -eters noemen. Grafschilderingen uit het oude Egypte (ca. 2900 tot ca. 322 v.Chr.) laten ons al vele soorten brood zien: rond, kegelvormig, maar ook in de vorm van vissen. Brood werd namelijk meegegeven aan de doden voor hun lange en moeilijke reis door het hiernamaals. De Grieken (ver voor de christelijke jaartelling) hadden de kunst van het broodbakken van de Egyptenaren geleerd. In hun samenleving was zaaien en oogsten mannenwerk, malen en broodbakken vrouwenwerk. Aanvankelijk was dat ook zo bij de Romeinen, die deze vorm van voedselbereiding weer van buitgemaakte Griekse slaven hadden geleerd. Rond het jaar 170 v.Chr. werd het bakkersambt door de Romeinen erkend als een zelfstandig (mannen)beroep. In de eerste eeuwen na het begin van onze jaartelling bakte men overal, ook in de Lage Landen van West Europa, brood in allerlei samenstellingen. Aan het einde van de Middeleeuwen veranderde de samenleving van Nederland sterk door een snelle groei van bevolking en steden. De landbouw moest efficiënter gaan werken en voldoende produceren om de vele stedelingen te kunnen voeden. De bakkers verenigden zich in gilden. De voornaamste taken daarvan waren controle op gewicht en kwaliteit. Het brood dat de mensen aten, had alles te maken met hun plaats op de sociale ladder. 'Armenbroot' bestond uit rogge, haver en gort. 'Regierbroot' was een mengsel van rogge en tarwe en werd gegeten door de middenklasse. 'Herenbroot' van zuivere tarwe, was voor de welgestelden. Behoudens de komst van gist is de techniek van het broodbakken tot ver in de 19® eeuw niet veranderd. Ditzelfde gold voor de gereedschappen: de deegtrog, de kneedtafel en de oven. De bakker werkte zo'n 16 uur per etmaal, waarvan vele uren 's nachts, zodat de klant kon ontbijten met vers brood. Vaak blies hij op zijn bakkershoorn als het eerste brood klaar was. Van tekeningen en schilderijen valt af te leiden, dat in de Middeleeuwen de verkoop van brood en koek plaatsvond vanuit een raam in de bakkerij. Pas laat in de 18® eeuw ontstond de bakkerswinkel met een toonbank, een weegschaal, broodrekken en koektrommels. Vele eeuwen at men brood bij het ontbijt, in de middag en bij het avondeten. In de tweede helft van de 18e eeuw werd het brood voor een deel vervangen door de aardappel. Voor de gewone man bleef grof roggebrood echter het hoofdvoedsel. Een stug mengsel van rogge, water en zout, werd door de bakker met handen en voeten tot deeg gekneed, omdat er in die tijd geen elektrische machines waren die deze zware klus konden doen. Hij stond in de deegtrog met blote voeten, die

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2009 | | pagina 16