het gebouw heen om te zien of er nog een andere ingang
was. Dat was zo; het bleek de ingang voor het personeel.
Enfin, ik probeerde daar binnen te komen maar dat mocht
niet. Er zat een portier in uniform achter een bureau die
zei dat het om twaalf uur open zou gaan. Ik hield echter
vol en zei: 'Je ne parle Frangais pas. Do you speak English
Sprechten Sie Deutsche Parle vous Hollandais?' Hij begreep
er niks van. Ik zei: 'I have a meeting with Robert Ryman, a
painter from New York.Hij wilde trekken nog duwen. Ik
denk: 'Ja, wat nu?' Hij liep weer even naar andere mensen
om ze terug te wijzen, toen ik naar hem toeliep, hem op
zijn schouder tikte en hem wees op mijn koffer, mijn jas en
mijn paraplu die ik ondertussen op zijn bureau had gezet
en beduidde hem dat hij daar even op moest passen. Hij
was verslagen. Ik liep meteen door naar binnen. Nou moest
ik die tentoonstelling van Ryman zien te vinden zonder
iemand te ontmoeten.
Ik ben toen naar de roltrappen gegaan - die nog
stilstonden - en liep naar boven waar ik licht had zien
branden. Ik liep daar het eerste het beste kantoor binnen
en deed hetzelfde verhaal als aan de portier. Deze man
begreep ook niets. Even later komt er een dame, ze spraken
even met elkaar en toen zei die dame dat ik met haar mee
moest komen. Zij bracht mij in een ander kantoor, waar een
dame zat die een beetje Engels verstond. Ik zei dat ik een
ontmoeting zou hebben met Robert Ryman uit New York.
Wat natuurlijk helemaal niet waar was. Zij begreep me en
nam me mee naar een heel groot kantoor, waar een meneer
zat die wel Engels sprak. Ik vroeg hem of hij Ryman al had
gezien, omdat ik om tien uur een ontmoeting met hem zou
hebben in dit gebouw. Ik zei:'Ik kom uit Holland en kan
hem ook daar ontmoeten, maar ik ben een verzamelaar
en wil zijn werk eerst even goed zien voordat ik hem weer
spreek'. Die meneer dacht:'O, een verzamelaar, die moet
ik wel toelaten. Stel je voor dat zij elkaar ontmoeten en
Ryman hoort dat wij hem niet hebben binnengelaten'.
Hij zei: 'Take a seat please and do you like a drink?' Zit
ik binnen tien minuten op het kantoor van Pompidou met
een kopje koffie! Ik had de koffie nauwelijks op, toen hij
met een andere dame kwam, die beduidde dat ik met haar
mee moest komen. Intussen had die meneer me zijn kaartje
gegeven, zodat ik wist wie hij was. We gingen toen met de
personeelslift naar de tentoonstelling van Robert Ryman. Ik
was daar heerlijk anderhalf uur alleen. Ongelooflijk!
Daarna ging ik naar beneden naar de portier die mij
al tegemoet kwam met mijn jas, paraplu en koffer, me een hand
gaf en mij met een lichte buiging uitliet. Toen ik weer buiten
liep op weg naar het station, had ik toch een binnenpret!
Ik had gelukkig een plaats besproken, want de
trein was overvol. Tegenover mij zaten een dame en een
jongeman, die een student bleek te zijn. Ze hadden een
heel geanimeerd gesprek, waarin de student zei dat hij wel
graag naar de TI AC (de grote kunstbeurs in Parijs) had
willen gaan. Ik mengde me in het gesprek en zei dat hij
niet zoveel gemist had, er was wel veel te zien maar niet
veel belangrijks. 'Wat wel belangrijk is, is de tentoonstelling
van Robert Ryman in Pompidou. Daar ben ik vanmorgen
geweest', vertelde ik. 'Pardon meneer', zei de dame, 'dat
kan niet, want vanmorgen was het museum gesloten en
niet alleen gesloten, zelfs hermetischIk vertelde toen mijn
verhaal, waarop zij verschrikkelijk moest lachen, haar
tasje opendeed en mij een kaartje gaf, waaruit bleek dat
zij in Pompidou werkte. Ik gaf haar toen het kaartje van
die meneer, waarop zij uitriep: 'Dat is mijn baas!' Hierna
volgde een lang en geanimeerd gesprek, waarin ik haar
ook vroeg mijn groeten over te brengen aan Robert Ryman
wanneer ze hem weer zou zien'.
Claes Oldenburg
Enkele jaren later zag Plomper op een tentoonstelling
in het Stedelijk Museum in Amsterdam werk van Claes
Oldenburg, een Zweedse kunstenaar die dan al jaren in
New York woont. Ook aan hem schrijft Plomper een
brief die eveneens onbeantwoord blijft. Plomper maakt
kunsthandelaar M.L. de Boer uit Amsterdam attent op
Oldenburg. 'Ik zei: 'Daar moetje bij zijn, want daar zal je
binnenkort wel van horen'. De Boer deed het niet! Nu heeft
hij spijt. Het is nu onbetaalbaar.
Ik was een paar jaar later op een kunstbeurs
In de tuin van het Kröller-Müller Museum staat deze gigantische 'Troffel' van
Claes Oldenburg (1170 x 365 cm) uit 1976.