In zijn welpentenue brengt
Piet de kranten, in een tasje
bungelend aan zijn stuur, in
Bergen rond, 1941
met een spuit de ramen van de kassen witkalken.
Als ik Piet' s ondeugende blik zie, weet ik het ant
woord al op mijn vraag: 'dat beeft zeker tot veel kattenkwaad
geleid Reken maar!' schatert Piet op het puntje van zijn stoel
en bekent dat hij ook wel eens met die spuit meisjes te grazen
nam. Dan vertelt hij nog een smeuïg verhaal. 'Ik ben een tijd
misdienaar in de kapel van bet voormalige retraitehuis aan de
Loudelsweg geweest. Op weg naar de kapel pikten mijn vriend
je Japie (Pilic Witte) en ik af en toe een appeltje uil de tuin
van de Zuilenhofdie toen van de Bergerweg tot aan de kapel
grensde. Als we geknield op het altaar lagen, rolde dat appeltje
wel eens uit onze broekzak en stuiterde de treden van het altaar
af maar we mochten er niet om lachen.
Piet heeft in het begin van de oorlog op vijf verschillende loca
ties in Bergen zijn lagere schoolopleiding gevolgd. 'Ik had het
niet naar mijn zin op school. Je moest dit en dat, stil zitten en
dan nog met je armen over elkaar. Niets voor mij. Wat ik alleen
leuk vond, waren de biologielessen van meester Van de Klun-
dert. Hij kon ook zo mooi voorlezen.
Alles wat leeft en groeit vind ik geweldig. Ik woonde
bij het Zuiderbosje natuurlijk op een uitgelezen plek. Uren
kon ik in een potje turen naar het ontpoppen van een libel en
aan de slootkant op mijn buik de schrijvertjes, schaatsenrijders,
salamanders en torretjes bestuderen. Veel vogelnamen ken ik uit
mijn hoofd en nog elk jaar ga ik met mijn vogelkijker naar de
Oostvaardersplassen.'
Weeldekind
'Mijn broer Jan en ik waren weeldekinderen want wij mochten
na de lagere school verder leren terwijl mijn zusjes eigenlijk
veel beter konden leren. Ik ging naar de Ambachtsschool aan
de Bergerweg. Op gepikte zwarte leren moffenlaarzen liep ik
elke dag naar schoolze waren veel te groot maar met een paar
dikke sokken erin, kwam je wel vooruit. In die lijd kon je niet
anders dan lopen want de bus was voor volwasseneneen fiets
hadden we niet en geld voor 'Bello' al helemaal niet. Wat was
het een arme tijd!
In 1944 evacueerden wij voor negen maanden naar de Anje
lierstraat in Alkmaar. Toen moest ik weer in omgekeerde rich
ting lopen want ik had inmiddels een baan als timmerman bij
aannemer Gerard Klemkerk aan de Nassaulaan in Bergen.
Kabelballon
Om vijandelijke vliegtuigen te weren, hingen boven Enge
land ballonnen die met een kabel aan de grond waren beves
tigd, een soort zeppelin. Af en toe schoot er wel eens een los
en waaide dan over zee richting Bergen. Na hier te zijn neer
geschoten werd het gevaarte in een klaslokaal van de Ursuli-
nenschool aan de Loudelsweg opgeslagen (waar nu het PCC
is). Aan zo 'n ballon zat heel veel stof. Een prachtige stof - aan
één kant beige en de andere kant zilver. Wind en waterdicht
door een rubberen tussenvoering. Mijn vriendjes en ik had
den gehoord dat er op zondagtnorgen geen bewaking was en
klommen met scharen en zakmessen door een wc raampje om
grote stukken stof uit de ballon te snijden. Mijn zusje naaide
er weer windjacks en regenjassen van, waar veel mensen in
Bergen gewoon mee op straat liepen; als een jas open waaide,
zag je zo de zilveren binnenkant.
De oorlogstijd vond Piet heel spannend, want er was
alle dagen wel iets te doen. Vanuit die periode heeft hij een
fascinatie voor oorlogsvlicgtuigen overgehouden. Hij gaat
nog regelmatig met Eldert Groenewoud naar vliegshows. 'Zal
ik je eens wat laten zien!' Piet haalt uit een lade een vergeeld
boekje uit 1943 van oorlogsvliegtuigen met foto's en bijpas
sende maatschetsen. Enthousiast vertelt hij dat hij na de oor
log met Jan Frederiks en Chris Ivangh de Berger Luchtvaart
Club heeft opgericht. 'We maakten van balsahout zweefvlieg
tuigen en oefenden ermee in de duinen. Ons clubhuis bevond
zich op de zolder van de melkfabriek 'Wilhelmina' aan de
Bergerweg.
Na even gepauzeerd te hebben vertelt Piet dat hij ook nog zes
weken in Kranenburgh heeft gewoond. Dit kwam omdat één
van zijn zusjes die daar als hulp in de keuken werkte, difterie
kreeg. Omdat het erg besmettelijk was, werd zij direct naar
huis gestuurd. Dat betekende dat het besmettingsgevaar ver
plaatst werd naar het gezin Bijwaard. Om te zorgen dat Piet
gewoon naar school kon, werd besloten dat hij tijdelijk op
Kranenburgh zou gaan wonen. De 'freule', Louise Van Ree-
nen, zei: 'Kom maar bij ons wonen.
'Ik heb mooie herinneringen aan een muziekavond
daar in huiselijke kring', zegt Piet. 'In de voorzaal op de
eerste verdieping speelde ik accordeon, Jochem, de broer van
Hendrik van Reenen (destijds burgemeester) speelde cello en
kleindochter Jacobien begeleidde ons op de piano.
Stalknechten
Vlak na de oorlog was er in de sacristie van de Petrus en
Pauluskerk brand uil gebroken en daardoor was de kerststal
verloren gegaan. Als tijdelijke vervanging had men een schil
derij van de geboorte van Christus opgehangen. In een ver
gadering stelde Herman Smit timmermanvoor om met een
aantal jongens een nieuwe stal te maken. Onder leiding van
kunstschilder Jaap Min en zijn broers, Simon en Ide (de vader
van Neeltje Maria), werkten we één keer per week aan een
nieuwe kerststal op de zolder van de Adelbertusschool. Synid
Hillebrand Hoebe was ook van de partij.