Ui en eerste steen is voor mij nooit gelegd. Men begon gewoon te bouwen. Dit gebeurde eind van de eervorigc eeuw. Er werd weinig gemeten; bouwen gebeurde op het oog. Hierdoor ben ik soms wat scheef. ELDERT GROENEWOUD In het najaar van 1997 organiseerde de Openbare Bibliotheek Bergen een verhalenwedstrijd onder de titel In Bergen staat een huis. Zo werden meer dan 100 historische verhalen over huizen ingezonden en beoordeeld naar vier leeftijdscategorieën. Twee categorieën voor de leeftijd van 6 t/m 15 jaar en twee voor de leeftijd vanaf 16 t/m 100 jaar. Carry Slee, Adriaan van Dis en Mauk Dolleman vormden een deskundige jury met de moeilijke taak voor elke leeftijdscategorie drie prijswinnaars aan te wijzen. Toen de redactie het verhaal van één van de prijswinnaars onder ogen kreeg, ontstond het idee om de verhalen van de prijswinnaars in de categorie 16 t/m 100 in ons blad te publiceren. Met medewerking van de Stichting Openbare Bibliotheek NH en uiteraard de betrokken auteur volgt hier het verhaal over een huis in Bergen. Het huis aan de Oude Bergerweg in 1949. Voorheen naamloos en nummerloos, daarna Bergweg 109, toen Bergerweg 111, daarna Oude Bergerweg 111, en dan in 1939 Oude Bergerweg 43, vervolgens Oude Bergerweg 87 en nu Oude Bergerweg 89. Veel buren had ik niet: drie boerderijen waar ik weinig mee gemeen had. Naar vier kanten kon ik kijken: naar de duinen, naar Alkmaar, naar weilanden en naar Bergen. Daar hoorde ik op een afstandje bij. Soms was ik moeilijk te vinden; mijn straat had nog geen vaste naam en ook huisnummers waren nog onbekend. Dat kwam allemaal veel later en dat is ook vaak weer veranderd. De zandweg voor me langs, waar al het verkeer naar Alkmaar over ging, werd toen ik vijftien was bestraat. Hierdoor werd het drukker; iedereen reed ook sneller. Paard en wagens maakten nu veel meer lawaai, maar ik hield er van de hoeven op de stenen te horen. Eigenlijk zag ik er eenvoudig uit, maar de eerste bewoners noemden mij 'landhuis'. Zij gaven mij een vrolijk kleurtje. Ze hielden van muziek maken en daar genoot ik van. De volgende bewoners kwamen met drie kleine kinderen. Na korte tijd kwam daar de vierde bij. Dat gaf dus andere muziek, vooral toen er met korte tussenpozen meer kleintjes bijkwamen. Gezellig was het wel. 's Zomers kwamen er altijd logees. Toen ze mij een jaar bewoonden, was de winter zo koud dat het tot in mijn binnenste vroor. Alleen rond de kachel was een warm plekje. En er kwamen ook buren; ieder jaar wel één. Daardoor kon ik niet meer zo ver kijken. Maar ook was ik niet meer zo bang dat de harde wind bomen op me zou doen komen. Of pannen van me af zou doen waaien. Dezelfde tijd dat er een nieuw stuk weg aangelegd werd, waardoor er minder langs me heen gereden werd, verdween de kleine benzinepomp vóór me. Nieuw in huis was een radio, zodat ik veel vreemde stemmen hoorde, en leuker nog: muziek! Op een mooie voorjaarsmorgen werd ik ruw wakker geschud: bommen op het vliegveld! Dat was een angstige tijd. Grote zwarte vliegtuigen laag over mijn dak; veel geknal en gedreun, waardoor mijn huid soms scheurde. Toen het elfde kind kwam, kreeg ik het benauwd. De heer van het huis merkte dit. Van binnen en buiten werd ik

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2008 | | pagina 30