i® De brug bij Deventer was nog een ouderwetse schipbrug tot 1948. (Foto: Stadsarchief Deventer). waren ze in de avond van huis vertrokken, 's Nachts rijden leek veiliger. Maar, zoals we nu weten, was dat ook niet zo geslaagd. En misschien was hun voorzorg wel overbodig, want de 'Hoge Hoed' had boven op zijn cabine een wit geschilderde driehoek. Een afgesproken herkenningsteken voor geallieerde vliegers, wat al eens eerder zijn nut bewezen had. Daarbij had de vlieger, toen hij overvloog, de vlcugeltoppen van zijn toestel op en neer bewogen, bij wijze van groet en herkenning. Dit even terzijde vermeld. Nu weer terug naar Rein en Ben. Tegen de tijd dat zij bij de Deventerbrug aankwamen, was het al donker. Maar ze waren nog op tijd voor de afsluiting van de brug, wat gedaan werd in verband met eventuele nachtelijke bombardementen. Er stonden overal versperringen. En opnieuw werden ze aangehouden en weer werkte hun Ausweis als een toverformule: ongehinderd konden ze doorrijden. Er was nog een klein incident op de brug. De koplampen waren volgens voorschrift verduisterd tot een smalle spleet, en er werd slechts met dimlicht gereden. Op de brug echter, was alle licht verboden. Maar omdat het aardedonker was, en de versperringen hinderlijk uit het duister opdoken, waagden ze het, een ogenblikje, toch wat licht te geven. Onmiddellijk sprongen aan weerszijde Duits soldaten op de treeplanken: Licht ciusFlugzeitgen! Geschrokken reden ze verder, en zo goed en zo kwaad als het ging sukkelden ze de brug over. Niet lang daarna waren ze in Deventer en op de plaats van bestemming. Daar werden ze als prinsen ontvangen. Een heerlijk maal, een lekker glas cognac, warmte en een goed bed. Wat een weelde! De weg terug De volgende morgen werden de benodigde grondstoffen ingeladen en ook nog wat goederen voor een kininefabriek in Amsterdam. Ook kregen ze een passagier mee: een verpleegster. Haar bestemming was Laren. Ergens, tussen Deventer en Apeldoorn, zagen ze aan de kant van de weg een Duitse legerwagen staan met pech. Ze werden aangehouden door een militair met het verzoek dc wagen op te slepen met de 'Hoge Hoed'. Maar de zwaar beladen 'Hoge Hoed' had al genoeg aan zichzelf, vonden onze jongens. Toen de militair niet voor rede vatbaar bleek en het verzoek veranderde in een bevel dreigde dc situatie uit de hand te lopen. De Duitser greep naar zijn pistool, mogelijk alleen als intimidatie. Op dat moment naderde een stafwagen van de Wehrmacht die bij hen stopte. En weer bracht hun Ausweis de broodnodige uitkomst. De officier van de stafwagen bekeek het document en gaf hen daarna toestemming door te rijden. Dat deden ze maar al te graag. Ponden lichter, naar hun gevoel, van opluchting, en misschien ook wel van de zenuwen. In Laren, bij de ouders van hun passagier, vonden onze jongens een gastvrij onderdak voor de nacht, want het zou te laat geworden zijn om de kininefabriek in Amsterdam nog te bereiken voor sluitingstijd. De daarop volgende morgen kregen ze opnieuw twee passagiers mee die naar Amsterdam moesten. De terugtocht leek verder vlekkeloos te verlopen. De 'Hoge ITocd' gedroeg zich voorbeeldig, geen vuiltje aan de lucht. De passagiers kwamen op hun bestemming en de kininefabriek kreeg zijn spullen afgeleverd. Maar toen... De 'Eloge Hoed' probeerde amechtig een hobbel te nemen. Zo'n beruchte hobbel voor één van dc bruggen waar Amsterdam zo rijk aan is, en faalde. De waterpomp brak af, waardoor de ventilator in de radiateur sloeg. Dus gingen ze weer op zoek naar een garage. De wagen moest worden opgesleept, maar de vraag was waarmee. Alles wat maar enigszins op een takelwagen leek, was allang door de Duitse Wehrmacht ingepikt. Liet werd dus roeien met de riemen die er waren. In dit geval was dat een kleine D.K.W. Dit dappere wagentje deed zijn best, maar de 'Hoge Hoed' gaf geen centimeter toe. Het werd wachten, uren lang. En het was al bijna donker toen de garage er eindelijk in slaagde een wagen te sturen die in staat bleek het karwei te klaren - een bestelwagen van de P.T.T. De 'Hoge Hoed' werd opgesleept. De radiateur zou worden gerepareerd en de volgende dag klaar zijn. Maar de waterpomp? Daar was niet aan te komen. In Bergen stond een motor met een waterpomp, dat wisten ze wel, maar daar hadden ze hier niet veel aan. Gelukkig hadden we nogal wat familie in Amsterdam wonen. De dichtst bij-zijnde waren tante Pietje en oom Kees van der Eleijden. Later ook Bergenaren, maar toen nog woonachtig in de Mokumsc Spaarndammerstraat. Oom Kees, een oude koetsier, wist behalve van paarden, een heleboel van auto's, maar ook hij kon geen raad schaffen. Een waterpomp was in Amsterdam niet te bemachtigen. Maar - geluk bij een ongeluk: bet echtpaar Van der Heijden bleek nog in het kostbare bezit te zijn van twee fietsen. Weliswaar net zo gammel als de 'Hoge Hoed' en met antiplof banden, maar toch. Ze werden dankbaar aanvaard. En nadat ze daar de nacht hadden doorgebracht, begonnen ze de volgende morgen moedig aan hun zeer koude fietstocht naar Bergen om de waterpomp te halen. En zo zagen we de heren ten tweede male voortijdig verschijnen. Die avond sliepen ze in hun eigen bed. En dc volgende dag was het nog eens: Tot ziens hoor! En weg waren ze weer op hun lange terugtocht naar Amsterdam, dit maal met de waterpomp. Ach, veel valt er nu niet meer te vertellen. De waterpomp bracht de 'Hoge Hoed' weer tot leven en zonder verdere moeilijkheden konden ze nog diezelfde dag dc met zoveel moeite verkregen goederen bij de Karperton afleveren. En de beloning voor de jongens? U raadt het al? Kaas natuurlijk. Deventer mag bekend zijn om zijn koek, maar voor ons zal de smaak van kaas voor altijd met deze stad verbonden blijven. Dit artikel werd eerder geplaatst in De Duinstreek van 6 mei 1987.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2008 | | pagina 24