li^kgmiëg ?msmwhS©1 Aug Maschmeijer. UjEBliü w^' «UT Affiche voor de tentoonstelling van 17 juli tot 14 augustus 1910 in de Witte Schuur, voor de gelegenheid omgedoopt in Artibus Ingenuis Sacrum. (bron: mevrouw Aranca Maschmei|er) Op zijn perceel tussen de Oosterweg en wat later het Spoorlaantje werd, liet hij op de hoek van de Van Borselenlaan tussen 1890 en 1895 een schuur bouwen voor de landbouwgereedschappen en -producten. Daar uitte zich ook weer zijn zuinige voorliefde voor sloopmateriaal. Zoon Rudolf vertelt in \9A\:...dat was bet typische bouwwerk van Pa: bet geraamte is gemaakt van ongeregeld gehoekt bout, gedeeltelijk djati of teak, maar het grootste deel, stijlen en gordingen, bestaat uit eiken balken en ribben afkomstig van gesloopte zeeschepen. De hatpuis zit er voor een groot deel nog steeds aan. Het dak was met asjaltpapier gedekt en pas omstreeks 1933-1935 heeft een huurder, Van den Berg, er een pannendak op gemaakt met gedeeltelijke bijdrage van mij, omdat het asfalt niet meer te repareren was. De muren waren van drijfsteen, aan weerskanten wit gepleisterd. Het was steeds een enorme plek in het landschap, na de verbetering en verhoging van het dak in samenwerking met Van den Berg is het iets dragelijker geworden. Dit bouwsel werd de Witte Schuur genoemd, Maschmcijers tegenhanger van de Zwarte Schuur, die de tand des tijds wel heeft doorstaan... Een deel van de violenverzameling uit de erfenis van August Maschmeijer. (bron: mevrouw Eisma-Bor) De Witte Schuur, (bron: Piet Mooij) LAKENS EN STOFFEN. Spuistraat No. 2 ('t Slot van Geldern.) NAAI- EN BREIMACHINES. RIJWIELEN. Het briefpapier van Maschmeijer Maschmeijer was ook geïnteresseerd in schilderkunst. Hij hield van het werk van Dirk Filarski en Arnout Colnot (de familie Maschmeijer spreekt uit: Kólnot, niet Kolnó). Deze twee Amsterdamse schilders van de 'schildersbent St. Lucas' waren door hun Alkmaarse kunstbroeder Dirk Smorcnberg opmerkzaam gemaakt op het mooie landschap rond Bergen en gingen er eens kijken. Dit had tot gevolg dat ze er een optrekje huurden op de bovenverdieping van kapper Christiaan Jansen op de hoek van de Kleine Dorpsstraat en de Karei de Grotelaan. Karei Colnot vertelt dat grootmoeder Colnot voor haar zoon Arnout maandelijks vanuit Amsterdam een pakje 'leeftocht' verzorgde met in een pak koffie een gouden tientje voor de huur (zie Bergense Kroniek, november 1994, blz. 30). Kleindochter Aranca Maschmeijer meldt dat Maschmeijer beide schilders aanspoorde zich in Bergen te vestigen. In 1908 bood hij hun ruimte aan om te wonen en te werken in de kleine stolpboerderij die hij bezat en die schuin tegenover Zuilenhof aan de Oude Bergerweg was gelegen. De schrijver D.A. Klomp noemt het gebouwtje in zijn boek In en om de Bergensche School 'een boerenstulp'.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2008 | | pagina 9