I"
meer. Naar verluidt leefden Reidel en zijn vrouw verder van
de inkomsten van hun dochter Meta uit haar internationale
zangcarrière als alt.
n
g Beleggingen
Het geld dat binnenkwam door zijn zakelijke activiteiten,
belegde August eerst in Amsterdam. Zo verwierf hij een
tweede pand aan de Spuistraat (nummer 2, toen genaamd
't Slot van Geldern), en een derde op nummer 52. Ook had
hij bezittingen aan de Keizersgracht en de Bloemgracht.
Eenmaal woonachtig in Bergen kocht hij ook
daar bezit, meest landbouwgrond, soms met een huis of
boerderij erop. Tussen 1885 en 1920 verzamelde hij zo in
Bergen 107 percelen met een totale oppervlakte van ha
149.23.62. In vierkante meters weergegeven: 1.492.362 m2.
Deze oppervlakte bedroeg 6,1% van het grondgebied van
Bergen, dat in 1832 (toen het Kadaster werd ingevoerd) een
oppervlakte besloeg van 2441,92 hectaren ofwel 24.419.156
m2. Hierbij is het duingebied buiten beschouwing gebleven.
Maschmcijer kocht op veilingen, waar hij graag
kwam, vaak alleen voor het strijkgeld. Zijn compagnon was
een Alkmaarder, Muijs, die ook al bij de koop van Zuilenhof
een rol had gespeeld. Toen deze eens aan het strijkgeld van
een boerenbedrijf in Zijpe bleef hangen en de koopsom niet
kon opbrengen, nam Maschmeijer het ongezien van hem over.
Het ging wel om 7.000 gulden, geen kleinigheid in die dagen.
In sommige jaren heeft Maschmeijer kennelijk
bijzonder goede zaken gedaan: in 1899 kocht hij 35,69
hectaren bouw- en weiland en een 'huis met boet'; in 1904
liefst 44,87 hectaren en twee huizen met erf en boet. De
meeste van zijn Bergense percelen lagen aan de oostkant van
Bergen; de westkant behoorde immers toe aan de familie Van
Reenen. Hij was de eerste welgestelde zakenman die zich in
Bergen vestigde, en stak met zijn bezit de Van Recnens naar
de kroon. Overigens, de derde grootgrondbezitter in Bergen
in die tijd werd de katholieke kerk, die de grond kocht
waarop de zusters Ursulinen hun gebouwen deden verrijzen.
Niet al het geld werd belegd. August en Marie
hielden van mooie voorwerpen. Ook die kocht hij veelal op
veilingen. Verder bezat hij een niet onbelangrijke verzameling
oude violen.
Leven in Bergen
August Maschmeijer was een sociaal voelend mens en een
goed vriend. Hij was ook iemand die de kunsten een warm
hart toedroeg. Zelf liep hij vaak viool spelend door het lange
huis. Marie, zijn vrouw, was ook muzikaal en leerde op
latere leeftijd piano om haar man te kunnen begeleiden. Uit
Amsterdam nam hij kunstvrienden mee naar Bergen van wie
er sommige zich ook in Bergen kwamen vestigen. En voor
zijn vrienden had hij wat over.
Ook voor de landbouw had August belangstelling. De boeren
die van hem pachtten, spoorde hij aan tot het gebruik van
kunstmest, een noviteit in die dagen. Als het op het feitelijke
werk op zijn eigen terrein aankwam, verzorgde zijn vrouw
Marie het boerenwerk. De vruchtbomen kocht hij altijd in
Erfurt; kennelijk had hij in de firma Schmidt aldaar meer
vertrouwen dan in Nederlandse boomkwekers.
Koetsier en buurman Briefjes, vermoedelijk met zijn vrouw
(bron: mevrouw Eisma-Bor)
De halte Oostdorp van de stoomtram, vanwaar Maschmeijer vier dagen per
week naar Amsterdam reisde. In Alkmaar stapte hij over op de Hollandsche
IJzeren Spoorweg Maatschappij, 's Zomers (juli en augustus) bracht de trein
hem rechtstreeks naar het Centraal Station van Amsterdam. Vandaar was het
vijf minuten lopen naar zijn kantoor aan de Spuistraat op nummer 38.
(bron: mevrouw Eisma-Bor)
Een Adam Opel naaimachine.