Van Jan Groenland kwam tijdens een latere verbouwing het bewijs van zijn werkzaamheden te voorschijn, in de vorm van een stuk hout met zijn handtekening, (bron: mevrouw Eisma-Bor) August Maschmeijer Immigrant August Heinrich Ludwig Maschmeijer werd op 10 maart 1848 geboren in Aurich in Ost-Friesland, een gebied dat toen tot het koninkrijk Hannover behoorde. Zijn vader, zoon van een dagloner, was sergeant in Osnabrück, waar August zijn jeugd doorbracht en op de Latijnse school zat. Zijn moeder stierf in 1862, toen August nog maar veertien was. Dat was het jaar dat hij in de leer ging bij een familierelatie met de naam Böttger, die in Zuid-Scharwoude een manufacturenzaak dreef en waarvan de nazaten nog steeds in het vak zitten, nu aan de Huigbrouwerstraat in Alkmaar. Böttger was een van de laatste zogenaamde 'Todden', Duitse marskramers die hier van huis tot huis hun textielwaren aan de man brachten en zich, als ze succesvol waren, permanent in ons land vestigden (enkele voorbeelden: Brenninkmeijer, Vroom, Dreesmann, Lampe, Strater). Na twee jaar bij Böttger werd Maschmeijer bediende in de Alkmaarse winkel van Theissling, met welke familie hij dus al lang voor de veiling van De Vriendschap een relatie onderhield. Na zijn tijd bij de Theisslings probeerde hij in Alkmaar met een compagnon genaamd Sündermann voor zichzelf te beginnen. Dit mislukte; de compagnons gingen al snel weer uit elkaar onder verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen. Vervolgens trok August naar Amsterdam. Van daaruit werkte hij onder andere voor Strater, voornamelijk in Brabant. In 1870 ging hij, 22 jaar oud, voor eigen rekening zaken doen, ook weer in stoffen en manufacturen. Hij verkocht zwart luster (wollen of halfwollen stof vooral gebruikt voor zomerkleding), mohair (stof van wol van de angorageit), tibet (ook een fijne wollen stof), flanel en de voeringstof sajet, kortom allerlei stoffen voor de bovenkant van de markt. Ook voor garnituren kon men bij hem terecht. Eén van zijn leveranciers in die eerste jaren was Julius Reidel. Hij fabriceerde bukskin, ook zo'n ouderwetse stof, in Waldniel (bij Mönchengladbach) en woonde in Roermond. Zijn vrouw Helena Janssen was een Duitse. Ze was erg muzikaal en hun zoon Karl August (roepnaam August) eveneens. Maschmeijer en Reidel waren amateur musici en speelden vaak samen. De Rcidels verhuisden later naar Amsterdam. Daar trouwden in 1875 twee van hun in Roermond geboren kinderen, Karl August en Marie Juliana; Karl August als eerste in juli (met Maschmeijer als getuige). Uit dit huwelijk werd een zoon geboren, Piet. Hij werd later bekend in Bergen, waar hij in 1897 de eerste dirigent werd van Bergens Harmonie. Karl August's zus Marie trouwde in oktober. Zij had nader kennis gemaakt met de jonge zakenman August Maschmeijer in de manufacturenzaak in Amsterdam, waar ze werkte. Door dit huwelijk verkreeg August de Nederlandse nationaliteit. Het echtpaar vestigde zich in Amsterdam eerst aan de Nieuwendijk, doch algauw kochten de Maschmeijers het pand Spuistraat 38. Beneden was het bedrijf, boven woonden zij. Er werden daar twee zonen geboren, August Julius Herman in 1878 en Rudolf Karl Walther in 1882. Hun dochters Thekla en Irma kwamen later in Bergen ter wereld. De jongens, Rudolf vooral, bleken echter zwak en ongezond. Een gezonde omgeving zou ze goed doen, dus verhuisde de familie in de zomer naar de duinstreek en woonde achtereenvolgens in Zandvoort, Heiloo, Wijk aan Zee en Bergen. Bergen beviel kennelijk zo goed dat de familie zich er metterwoon vestigde, eerst in het centrum van het dorp in het huis aan de Hoflaan dat nu Pax heet. Toen deed zich dus de kans voor op de faillissementsveiling De Vriendschap te kopen. Marie Maschmeijer was er niet gelukkig over, weet haar zoon Rudolf te melden. Zij was liever in het centrum blijven wonen, bij de notabelen, waar de familie Maschmeijer later, ondanks hun favorabele omstandigheden, nooit echt toegang toe heeft gekregen. Daarbij speelde mogelijk ook een rol dat zij niet bij een kerkgenootschap waren aangesloten. Ook de verhouding met een andere inwoner van Bergen van Duitse origine speelt een rol: Marie van Reenen-Völter. Verderop in dit verhaal komt de relatie tussen August Maschmeijer en de Van Reenens nog aan de orde. Zaken en muziek in Amsterdam Zijn zaken bleef August doen in Amsterdam. Het forensen naar Amsterdam vormde voor zijn gezinsleven kennelijk geen beletsel. Op maandag vertrok hij met zijn rijtuig naar station Alkmaar. Zijn koetsier was Briefjes, eigenaar van het huis naast hem aan de Bergerweg. Donderdagsavonds

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2008 | | pagina 6