onder druk kunstzandsteen te fabriceren. Het lijkt uiterst onwaarschijnlijk dat August sr. dit procédé zelf heeft bedacht zonder inspiratie van zijn pyrotechnisch geïnteresseerde zoon, die hij ongetwijfeld in deze industrie een rol heeft toebedacht. Hij pakt direct de zaken groot aan: bij de start beschikt de fabriek over 20 man personeel en een 50 pk stoommachine. Bij de stichting in 1903 heet hij dan Kunstzandsteenfabriek of Stoomsteenfabriek. Er kunnen 20.000 stenen per dag gemaakt worden. Het zand wordt aangevoerd uit Zanegeest via het smalspoorlijntjc. Ook in Bergen worden de stenen toegepast, onder meer bij de acht woningen aan de oostkant van de Oosterweg op de hoek met de Filarskiweg. Al gauw blijkt evenwel de misrekening: het oude duinzand aldaar is niet geschikt. Zand van andere locaties is duurder en vermindert de economische haalbaarheid. August sr. is vooral koopman, geen industrieel. In 1907 en 1908 ligt de fabriek nagenoeg stil. Maschmeijer kan hier zelf geen soelaas bieden. Op zijn zoon kan hij geen beroep doen: die heeft zich definitief in Amsterdam gevestigd en runt zijn eigen bedrijf. August sr. beschouwt het kalkzandsteenproject als mislukt en verkoopt de fabriek in 1909 aan de bedrijfsleider, waarna het bedrijf naar de koper Fa. A. van der Heijden gaat heten. Tot 1930 blijft de productie op gang. Daarna vervalt de fabriek, om in 1943 te worden gesloopt. Het terrein wordt bestemd voor woningbouw. Wat de kalkzandsteenfabriek betreft, blijft over de periode na Maschmeijer nog veel onduidelijk. Jammer genoeg bestaat het handelsregister pas sinds 1921. Van daarvoor hebben we dus geen ambtelijke gegevens. In 1921, bij de eerste inschrijving, is het bedrijf een vennootschap met vijf vennoten, waarvan twee het beheer voeren, de gebroeders André (M.J.A.H.) en Alphons (M.A.E.H.) van der Heijden. Vermeld staat dat het eerst een commanditaire vennootschap is geweest. Wie die vennoten waren staat er niet bij. Het bedrijfskapitaal bedraagt op dat moment echter het respectabele bedrag van 220.000. Verder is er een procuratiehouder die tot 10.000 bevoegd is. Dat is toch ook geen klein bedrag voor een zaak op zijn retour! Alle inschrijvingen in het handelsregister worden verzorgd in Wageningen, waar de Van der Fleijdens en de procuratiehouder wonen. Het register vermeldt dat het bedrijf geen geleende gelden heeft en geen bijkantoren. Op 31 december 1925 treedt het bedrijf in liquidatie en op 30 april 1926 wordt het opgeheven en ontbonden, waarna de broers Emile en André vast laten leggen dat zij het vermogen zo spoedig mogelijk zullen liquideren, wat mogelijk is omdat de fabriek op 1 januari 1926 is verkocht aan de concurrent NV Van Deventer. Curieus is dat alleen in deze akte een Bergens adres wordt vermeld: Emile blijkt dan te wonen op Kerkelaan 5, maar op 30 april heeft hij al een nieuw adres in Wageningen. Als mevrouw Eisma-Bor hem daar in de jaren 30 van de vorige eeuw ontmoet, is hij een man in bonis. Laatste jaren In Amsterdam verzorgde August niet zelf zijn huishouden. Eerst werd dat gedaan door een vroegere dienstbode uit Bergen die bij Marie in dienst was geweest. Vanaf 1904 werd hij verzorgd door zijn nicht Hannah Wulf. Zij bracht er gezelligheid en verzorgde hem en zijn zoons uitstekend, heel wat beter dan haar voorgangster. Rudolf schrijft echter heel fijntjes: Of het in het algemeen een goede maatregel is geweestmet het oog op de verstandhouding van mijn vader en moederis zeer twijfelachtig. Feit is dat August en Marie later apart gingen wonen, zij bleef op Zuilenhof en hij trok zich terug in zijn Amsterdamse woon/kantoorpand.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2008 | | pagina 15