melkfabriek), hoefde ik niet met dc Arbeidsinzet naar
Duitsland. Er werkten bij de melkfabriek al steeds minder
mensen, maar in 1942 hield de heer Miltenburg een toespraak
voor zijn personeel: Als ik vandaag of morgen de arbeids
inspectie op bezoek krijg en ze boren hoeveel mensen hier nog
werken dan is de kans groot dat een deel van jullie, of
misschien jullie allemaal naar Duitsland gestuurd worden.
Toen heb ik gezegd: Geef mij maar ontslag.
Toen de Duitsers niet lang daarna inderdaad kwamen, was ik
weg. Ik ging van de ene klus naar dc andere. Op een dag
kwam er een brief van de gemeente Bergen. Een brief voor de
heer J. Tiebie met een oproep om in Duitsland te gaan
werken. J. Tiebie was broer Jan, maar die zat ondergedoken.
Mijn vader was ook J. Tiebie en hij ging naar het
gemeentehuis. Daar kreeg hij te horen: we moeten u niet
hebben, maar uw zoon. Mijn vader zei: O, maar die zit al
lang in Duitsland. Het antwoord daarop was: Dan moet uw
zoon Piel komen, en als die niet komt, dan nemen we u.
Dus meldde ik me. Ik hoefde niet naar Duitsland, maar ik
moest kabels leggen in de duinen voor het leger. Er kwamen
veel militaire auto's en iedereen die jonger was dan 25 moest
met die auto's mee naar een kamp op Texel. Daar hebben we
heel hard gewerkt, maar plotseling moest alles en iedereen die
er niet geboren was van het eiland af. (Waarschijnlijk had het
iets te maken met dc invasie in Frankrijk). Ik was dolblij, ik
mocht mooi weer naar huis. Ik ben met de boot naar Den
Helder gegaan en toen met de trein naar Alkmaar. Met de
tram naar Bergen tot de halte Oostdorp (bij het Spoorlaantje).
Vanaf het zandpad dat nu de Bcrgerweg is merkte ik dat de
eerste huizen leeg stonden en even later zag ik ook dat het
hele Zakedijkje leegstond. Iedereen was weg en ik wist
nergens van. Ik ben toen naar mijn zus in Alkmaar gegaan
en daar hoorde ik dat Bergen geëvacueerd was. Mijn ouders
zaten met mijn broer Ben in een klein, oud huisje aan de
Gedempte Baansloot. 's Middags in de stad ontmoette ik
Chris Friet, de schilder. Die vertelde dat er een razzia zou
komen. Ik weer terug naar mijn ouders. Een of twee dagen
later sprak ik mijn broer Jan. Ik vroeg hem of er nog iets was
achtergebleven aan 't Zakedijkje. Hij wist dat er nog een bed
stond en een kachel. Vader ging er iedere dag even heen voor
de tuin. Ik zei tegen mijn vader: Ik ga naar Bergen. Samen
met mijn broer Jan ben ik toen ondergedoken in ons huis op
het Zakedijkje nr. 23. De Duitsers zaten in het huis van dc
familie van Maschmeier aan dc overkant van de Bcrgerweg.
Het was oppassen geblazen, want ze mochten je niet zien.
We leefden overdag als ratten onder de grond, 's nachts gingen
we er op uit om hout te stelen voor de kachel. We dachten dat
we de enigen waren, maar op een dag merkten we dat de twee
jongens van de familie Dekker ook ondergedoken zaten op
nr. 31. Die zaten in het verzet. Ze vroegen of we mee wilden
doen; mijn broer Jan durfde niet, ik heb meegedaan. Op nr. 23
was een wapenkamer. Dc Engelsen dropten wapens en die
werden op wagens met veevoer of bieten binnen gesmokkeld.
Ranzijn had op dc Oosterdijk een schuur met koeien. Met die
wagen brachten we de wapens naar nr. 23. Op een dag werd
de vriendin van een van de jongens Dekker door de Duitsers
aangehouden. Ze liep langs het Zakedijkje en riep heel hard:
Henk, Henk, waarop de onderduikers de kans kregen om
onder de vloer te verdwijnen.
Een nieuw begin
Na de oorlog kwamen alle bewoners terug naar het
Zakedijkje. Ik kwam via het verzet in het leger. We zouden
naar Duitsland met een bepaald Engels onderdeel, maar dat
onderdeel bleek te bestaan uit allemaal Nederlanders uit het
verzet. We moesten foute SS-ers en NSB-ers bewaken in
Edc-Wageningen. Met de trein van Edc-Wageningen naar
Bergen was een eindeloze reis met uitstappen en instappen en
einden lopen. Uiteindelijk liepen we langs de weg. Er kwam
een grote, groen gespoten Amerikaanse wagen aan en die nam
ons mee tot de Zaan. Ik raakte met een luitenant aan de praat.
Het was een aardige man. Wc waren met zes man uit Noord
Holland. Hij vertelde dat hij Noord-Hollanders zocht.
Wanneer moet je terugf, vroeg hij. Wij zeiden dat we maandag
terug moesten. Kom bij ons, vroeg hij. Wc moesten werkploegen
uitzoeken voor geïnterneerden en appèl afnemen. Het was werk
dat goed betaalde. In 1947 werd het militair gezag opgeheven.
Toen hield het werk op. Ik ging terug naar Bergen. Ik liep langs
dc melkfabriek van Miltenburg. Een boekhouder zag me lopen
en zei: Je kunt zo weer aan de gang. Maar hoewel ik er met
plezier hebt gewerkt, wist ik: jullie krijgen me nooit de fabriek
meer in.
Een oom van mij was bedrijfsleider op de groentetuin van
de zusters Ursulinen. Het was een enorme tuin. De nonnen
hadden een klooster en verschillende internaten. Er was dus veel
groente en fruit nodig. Ik had alles over tuinieren van mijn
vader geleerd; ik heb hem vaak geholpen. In 1947 vroeg mijn
oom of ik niet wat kon helpen. Van mei tot oktober heb ik toen
op de tuin gewerkt. In oktober moest ik bij het bestuur komen.
Die zeiden: Mijnheer Tiebie, indien u wilt mag u bij ons blijven.
Hoewel er in die tijd van wederopbouw werk genoeg was in
mijn vak: de metselarij, koos ik toch voor het werk bij de
zusters. Het was een leuke club van zeven mensen, er was een
goede werksfeer en ik heb direct ja gezegd.
Ik heb er nooit spijt van gehad, want ik heb tot aan mijn
pensioen met heel veel plezier en liefde bij de zusters gewerkt.
Behalve voor de moestuin, waren we ook verantwoordelijk
voor de begrafenissen van de zusters. Een keer was een van de
zusters overleden, maar na de begrafenis kwam een van de
andere zusters bij ons met de mededeling dat dc overleden
zuster ooit haar rozenkrans had geleend. De rozenkrans was
met haar de kist in gegaan, maar omdat het een familiestuk was,
wilde ze die toch graag terug. Wij hebben daarop 's avonds dc
kist opengemaakt en de rozenkrans teruggegeven aan de
rechtmatige eigenaresse. Er zijn nog veel meer verhalen over de
zusters, maar het belangrijkste was dat wc er allemaal graag
hebben gewerkt en dat het klooster heel goed voor ons
heeft gezorgd.
In 1959 ben ik getrouwd met Tiny Vceken van de
Grocncwcg. We zouden aanvankelijk gaan wonen we in een
zomerhuis aan de Zuidlaan, maar al gauw besloten mijn
ouders in een huis in Elkshove te gaan wonen, zodat wij de
woning aan het Zakedijkje konden betrekken. Daar werd in
1962 onze zoon Peter geboren. Peter groeide op samen met
veel andere kinderen aan 't Zakedijkje. Het bleef een kinder
rijke buurt en de kinderen hadden er veel plezier. Het contact
met de buren was goed. Veel van de bewoners waren kinderen
van de oorspronkelijke bewoners en iedereen kende iedereen.
Al sinds 1950 hield ik duiven. Ik was lid van dc Vereniging
De Bergense Luchtpost. Het werd mijn grote liefde.