Een groot deel van je leven hangt af van waar je
wieg gestaan heeft. Mijn wieg stond op een goedewarme plek.
Ik ben op 26 januari 1923 geboren op 't Zakedijkje nummer 23
als zesde uit een gezin met acht kinderen: Annie, Ben, Kees,
Trien, Zus, Piet, Jan en Gitta. Alleen Ben en Gitta leven nog.
Het Zakedijkje was in de tijd van mijn jeugd een doodlopende
weg. Aan het eind stond de boerderij van Dekker, later
bewoond door boer Smit. Het was een hobbelige zandweg
met kuilen en gaten waar je erg goed kuiltjes in kon maken om
te knikkeren. Er woonden veel kinderen. Wc gingen naar
school in het dorp. Eerst naar de fröbelschool aan de Lijtwcg,
later naar de Ursulaschool van de zusters Ursulinen aan de
Loudelswcg. Ook de kinderen van Saenegecst (o.a. de
kinderen Kuis) gingen daar naar school. De tuin van de
fröbelschool grensde aan de tuin van het klooster, waar ik later
zou gaan werken.
Achter de huizen aan het Zakedijkje lagen tuinen, waar
iedereen zijn eigen aardappelen en groente verbouwde, 's
Avonds gingen alle mannen naar buiten naar de akker,
ledereen had zijn eigen akker en er werd ook veel
uitgewisseld: Ik heb nog wel erwten of pootaardappelen over,
of: ik heb veel te veel sla of sperziebonen. Het was een
eenheid, iedereen kende elkaar, alle kinderen speelden met
elkaar, 's Avonds mochten wij in de zomer ook buitenspelen
tot negen uur.
Er was een sfeer van constante vrijheid. Verkeer was et-
niet, alleen de melkwagen die melk kwam halen en brengen.
Als kinderen kenden wij geen grens aan ons gebied: voetballen
op het veldje waar nu de bungalow van nummer 23 staat,
noten zoeken in de tuin van de dames Bosch (nu De Haaf),
sterappeltjcs en peren jatten in de tuin van nummer 44, bij de
dames Happee. Het was crisistijd en er was veel werke
loosheid en armoede. De tuin was een uitkomst. De
kinderen moesten al vroeg te werk: de jongens bij de familie
Rozemuller, bij aannemer Oldenburg aan de Dorpsstraat, of
bij een van de vele bakkers in het dorp. Broer Jan werkte bij
de Coöperatieve bakkerij op de hoek van de Jan Apeldoorn-
weg en de Filarskiweg. De meisjes werkten als hulp in de
huishouding, o.a. bij café Oldenburg aan de Dorpsstraat.
Daar waren twee betonnen wanden gemaakt voor de schepen
die daar nog regelmatig aanlegden. De Kleverlaan I en de
Kleverlaan II van de kolenhandelaar die op Amsterdam voer.
Er lag verderop een brug die openging naar het kanaal. Als het
mooi weer was, gingen we uit school direct naar het haventje
om te zwemmen. Zwemmen leerde je jezelf of van elkaar.
Daar kwamen ook de kinderen uit het dorp zwemmen.
Natuurlijk liepen we naar school. We moesten de Dorpsstraat
oversteken. De Bergerweg was een zandpad, de Dreef alleen
een trambaan. Iedere dag moesten we om acht uur 's morgens
naar de kerk. Dat werd op je rapport gezet. Eens per twee
weken moesten we biechten. Tegen de middag liepen wc in
rijen naar de kerk, je kon ook om vier uur, dan hoefde je niet
in de rij. Er waren twee kapelaans. We wisten als jongens vaak
niet wat we moesten biechten en dan verzonnen we maar wat:
'Ik heb appels gejat'. De straffen die wc kregen waren meestal
drie onzevaders en drie weesgegroetjes bidden. De pastoor
was pastoor Zurlohe. Die bereidde ons voor op het
Communiefeest. Dat was voor ieder kind een groot feest.
tvl ftri MM?! réarfe i m
AcïU\'
G.
"3—
Eerste steen, 1919
In een van de huizen aan het Zakedijkje was het kruideniers-
winkeltje van Duin. Een piepklein winkeltje in de slaapkamer.
Duin had een bakfiets met kruidenierswaren, hij had een
dochter die hem hielp. Er was ook een melkboer, Roobeek, die
in de slaapkamer een melkhandel had. De huizen bestonden
uit een woonkamer, een slaapkamer, een keukentje, een zolder
met twee slaapkamers en een overloop, waar de kinderen
sliepen. Veel kinderen! Gezinnen met acht of tien kinderen
waren heel gewoon. Er was geen riolering. In de schuur achter
stond de plee, met een ton die geleegd werd op de akkers
achter de huizen. Het stonk er vaak heel erg, maar de erwten,
bonen en aardappelen groeiden best. (De eerste bewoner die
verbouwde in 1959 bouwde een wc).
Wij kwamen niet zoveel in het dorp, alleen om naar
school te gaan. In het dorp werd door sommigen op ons
neergekeken. Het waren arbeiderswoningen aan 't Zakedijkje,
net als in Tuindorp, maar als kinderen raakte ons dat niet; wij
hadden de vrijheid en de ruimte! Wij waren de 'vrije jongens',
's Zomers zwommen we in het Haventje aan de Schapenlaan.
'De schuit van Kleverlaan' voer dagelijks op Amsterdam, 1925
(foto: collectie Piet Mooij).
,K