HONDERD JAAR BERGEN AAN ZEE
de natuurlijke processen van weleer op gang te helpen. Borden
met uitleg spreken van 'uitblazingsvalleien.' De ooit door
dennen omzoomde wei tegenover ons huis - een herinnering aan
het landbouwproject van de stichteres van het dorp - moet nu
van rijkswege verduinen.
Maar het duin wil helemaal niet meer zoals vroeger zijn. Er
staat al twee jaar geen water in de Kerf. En door de verruiging
van het duin lijkt het zand helemaal niet meer te kunnen stuiven.
Het is trouwens een dubbelhartig verwilderingsbeleid.
Onderwijl bouwt men er wel duinpannen vol villa's in de vorm
van omgekeerde portemonnees. En wordt er met regelmaat zand
uit zee gezogen en op het strand gespoten. Zandsuppletie, opdat
Bergen aan Zee nog even blijft.
Uit al dat beheren en temmen van onze kust spreekt
volgens mij een diepe angst. De oerangst die je ook bij onze
zeedichters vindt.
Van oudsher stond de zee voor wanorde, voor de
ongeschapen natuur die geen vorm heeft. In de vroegste
geschriften werden oceanen beschouwd als overblijfselen van de
zondvloed. De zee als verzwelger van zondaars. In de Hof van
Eden was dan ook geen kust.
De kust werd in de antieke literatuur algemeen als lelijk
ervaren. Het strand is de plek waar de zee haar afval deponeert
en haar monsters uitspuwt. Monsters die we nog tegenkomen bij
Beowulf, bij Shakespeare - the Tempest - bij Milton, bij Dante.
Ja, zelfs tot ver in de achttiende eeuw. Voor een verlicht man als
Racine waren de zee en haar kust nog steeds: 'absoluut
afzichtelijk'. Ze vallen voor hem niet alleen buiten de schepping,
maar kunnen evenmin het resultaat zijn van het 'oerwerk der
natuur'. 'De zee is slechts een afgronddiepe afvalbak,' schrijft
Racine.*
Dit negatieve beeld wordt versterkt door de herinnering aan
de vele plagen die zich vanuit zee aandienden: vikingen,
arabieren, de zwarte pest, vele schipbreukelingen. (Terwijl ik dit
alles voor u uitploos, besefte ik hoe zeer ik me in mijn eigen
geschriften bij deze traditie aansloot, ook in Indische Duinen
zijn zee en strand vol dreiging: het drijfzand dat jc bij je kuiten
greep, de stormen, de schepen in nood. De gevaarlijke muien en
kolken. Elke zomer verdronken er minstens twee of drie
verpleegsters van Bio-Vacantieoord of Herstellingsoord Jong
Nederland. Ik zie nog de stoet van in rouw gebogen zusters
voorbij gaan. En dan die geheimzinnig grote kwallen die in de
jaren vijftig aanspoelden. Kort na de Russische proeven met de
nieuwe waterstofbom. Boodschappers van het naderend einde.
Voor je het wist stonden de Russen aan de grens!)
Maar juist vanwege dat onheilspellende imago trok de kust
ook ondernemende reizigers aan. De afgrond van de wereld
werd in kaart gezet, de ontmoeting met kannibalen beschreven.
Of, zoals in Robinson Crusoe, de kennismaking met een vrede
lievende inboorling. The Swiss Family Robinson, Gulliver's
Travels, Paul et Virginic, het zijn allemaal verhalen over het
gevaar van de kust, maar ook voorzichtige pogingen tot een
waardering ervan. Er wordt niet gezwommen of gezonnebaad in
die verhalen, maar op de vreemde kust waar de reizigers zijn
aangespoeld, wordt een nieuwe Hof van Eden opgericht. Een
paradijs na de zondeval, waar hard moet worden gewerkt.*
In deze voorzichtige bewondering voor de kust die zo
midden achttiende eeuw op gang kwam, speelt Nederland een
belangrijke rol. Vooral toen onze kust werd opgenomen in het
reisprogramma van de Engelse elite. Holland werd een must in
'the Grand Tour'. Hoogtepunt van de Hollandse reis was een
bezoek aan 's Gravenhage, alwaar de Hollanders de moed
hadden getoond een weg door de duinen te klieven. De
prachtige weg naar Scheveningen - een project van de staatsman
schrijver Constantijn Huygens. Bejubeld door Diderot, Voltaire,
Samuel Pepys. Men maakte tijdens die reis ook kennis met de
schilders van zeegezichten. Het werk van Jan van Goyen, Simon
de Vlieger, Jacob van Ruysdael en Adriaan van de Velde toonde
hen een waardering voor de woeste leegte. (Ook al hadden deze
schilderijen vaak een religieuze strekking: de Noordzeekust als
de oever van het meer van Tiberias.)* Meer reizigers volgden in
het kielzog van de Engelse elite, ook de eerste toeristen wilden
de strandtaferelen binnenstappen die ze inmiddels hadden leren
kennen door gravures en museumbezock. Ze schreven er over
naar huis. Over hun confrontatie met de lege woeste Hollandse
kust, over het enge idee te vertoeven in een overstromings
gebied. 'En toch wordt er in dit land geslapen,' schreef Diderot.*
Maar hoe bang waren die Hollanders zelf eigenlijk voor
Het Van der Wijckplein. 'Resultaat van goedwillende amateurs?' zoals de schrijver
zegt (Ansichtkaarten verzameling Maria Smook)
Groeten uit Bergen aan Zee. Mixed media-collage. Harald Vlugt, 2003.
Groeten uit Bergen aan Zee