'Alle winters onder waetter' DIEDERIK ATEN Grepen uit de geschiedenis van de Bergense polders 'Met weemoed zagen wij U aan, O molen aan de vliet. Toen zijt gij van ons heengegaan, Vergeten doen we u niet. Drie eeuwen lang trotseerdet gij De elementen der natuur. In enen slag waart gij in 't niet, Getroffen door 't hemelvuur. Vaarwel dan molen, o mooie molen, De sieraad van ons Berger polderland. Vaarwel dan molen, o mooie molen, Weg is weer een brok van d' oude trant.' Qit op de wijs van het lied 'Het plekje bij de molen' gemaakte gedicht is te vinden in het weekblad De Duinstreek van 29 juli 1949. De maker is J.A. Ranzijn, destijds voorzitter van het bestuur van de Zuurvcnspolder. Twee weken eerder, op 15 juli 1949, was de molen van deze polder tijdens een kort onweer door de bliksem getroffen en afgebrand. Dat ging de heer Ranzijn aan het hart en hij verwoordde zijn gevoelens in het hierboven aangehaalde vers. Inleiding De molen van de Zuurvenspolder was slechts een van de twaalf poldermolens die in de 17c eeuw de omgeving van Bergen boven water hield. Daarvan stonden er drie in de Bergermeer. De andere negen bemaalden stuk voor stuk een aparte polder. In deze bijdrage wordt ingegaan op de geschiedenis van die negen polders. Van noord naar zuid gaat het om de Mangelpolder, de Noorder-Rekerpoldcr, de Midden-Rekerpolder en de Zuider-Rekerpolder. Voorts de Oudburgerpoldcr, de Zuurvenspolder, de Sluispolder, de Damlandcrpolder en de Philisteinse Polder. Van het merendeel is de geschiedenis volledig 'terra incognita'. Dit ondanks het feit dat nu vele fietsers en wandelaars 's zomers het prachtige polderland intrekken en voor een gezellige drukte op de slingerende dijkjes zorgen. De aanwezigheid van al die dijkjes wijst erop dat 'droge voeten' in de omgeving van Bergen in het verleden niet vanzelfsprekend waren. Het water was echter soms ook een vriend. Het is tegenwoordig bijna onvoorstelbaar, maar in de 17' eeuw zetten de boeren in de polders aan de oostkant van Bergen in de herfst weloverwogen de molens stil en de sluisjes open waarna het land onder water verdween. Er zette zich dan een vruchtbaar laagje slib op de landerijen af. Pas in de lente ging de molenaar weer aan de slag en maalde de polder droog. Natuurlijk waren er ook nadelen aan die inundatie verbonden. In 1667 besloten de ingelanden van de Zuider- Rekerpolder bijvoorbeeld hun land altijd droog te houden, maar twee jaar later kwamen ze hier weer op terug. De polder moest toch '...alle winters onder waetter...werden gehouden'. In de Midden-Rekerpolder en de Noorder-Rckerpolder ging men zelfs tot diep in de 19' eeuw met de inundatie door. Nu er wordt gewerkt aan de vergroting van de waterberging in diverse polders is deze oude gewoonte onze aandacht dubbel en dwars waard. Naast de winterinundatie worden in deze bijdrage vijf andere onderwerpen uit de Bergense polderhistorie nader bestudeerd. Het gaat om de bestuurlijke organisatie, de poldcrfinancicn, de molens en de gemalen en de positie van de molenaars. Ter afsluiting komt kort de waterschaps- conccntratie aan bod. Deze werd op 1 januari 2003 afgesloten met de oprichting van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat heel Noord-Holland boven het Noordzeekanaal inclusief het eiland Texel als werkgebied heeft. We beginnen echter met het ontstaan van de Bergense polders. De inrichting van de negen polders was niet het

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2006 | | pagina 8