kaden ging terug naar de aangrenzende polders en de gemeente beëindigde de financiële bijdrage aan het onderhoud. Aan de verplichtingen van de Vereeniging voortvloeiende uit de Schermersloot was hiermee echter nog niet helemaal een einde gekomen. 'Uitwaterende Sluizen' verlangde een jaarlijkse recognitie van 2,50 gulden voor het hebben van de nieuwe dam. De Vereeniging was niet van plan die te betalen. In een uitvoerige brief deelde het bestuur mede dat de Schermersloot oorspronkelijk steeds was afgedamd. Men herstelde dus nu in feite de oude situatie van voor 1912. Bovendien was voor het genoemde jaar ook nooit een recognitie voor de dam betaald. Het bestuur van het hoogheemraadschap was echter een andere mening toegedaan. Het bezat in de persoon van zijn secretaris, de Alkmaarse jurist en historicus mr. J. Belonje, een groot kenner van de waterstaatsgeschiedenis van de regio. De oude kaarten werden nagezien, onder andere de grote door de landmeter J.J. Dou in opdracht van 'Uitwaterende Sluizen' vervaardigde kaart van Noord-Holland uit 1680. Op die kaart was de Schermersloot nog als open vaarwater ingetekend. De conclusie van het hoogheemraadschap luidde dan ook dat de Sloot van oudsher nimmer was afgedamd en dat de recognitie terecht werd verlangd. Het bestuur van de Vereeniging was niet overtuigd, betaalde niet en de kwestie bleef jarenlang sluimeren. In 1952 werd het geschil weer opgerakeld. Er vond een bespreking plaats tussen een delegatie uit het bestuur van de Vereeniging en Belonje. Tijdens deze bespreking liet men zich overreden, waarna het hoogheemraadschap werd geschreven dat voortaan de recognitie zou worden betaald. Dat is dan ook gebeurd en wel tot de opheffing van de Vereeniging in 1965 toe. Het nieuwe Waterschap Bergen, de rechtsopvolger van de Vereeniging, zette de betaling voort totdat het op 1 januari 1977 samen met vele andere waterschappen fuseerde tot Waterschap Het Lange Rond. Besluit: de familie Van Reenen en de waterschappen Terugblikkend is het bevaarbaar maken van de Schermersloot één van de minder geslaagde initiatieven van J. van Reenen geweest. Slechts heel even leek het erop dat de nieuwe waterweg echt een rol van betekenis zou gaan spelen. In de loop van de jaren twintig drukte het gemotoriseerd wegtransport de scheepvaart in Bergen echter snel in de marge. De inkomsten uit de doorvaartgelden in de Schermersloot tonen dat duidelijk aan. De hernieuwde afdamming van de Schermersloot in 1938 was dan ook onvermijdelijk. Tegenwoordig rest als laatste herinnering alleen nog de oude havenkom langs de Schapenlaan ten oosten van Zanegeest. Andere plannen van J. van Reenen hadden meer succes. Hij was de stuwende kracht achter de bouw van het hiervoor genoemde gemeenschappelijke elektrische gemaal van de Oudburger-, de Noorder-Reker- en Mangelpolder, de Zuider- en Midden-Rekerpoldcr en de Zuurvenspolder. Van Reenen werd ook de eerste voorzitter van het waterschap De Vier Gecombineerde Polders, dat het nieuwe gemaal ging beheren. Dit is anno 2005 - weliswaar gemoderniseerd - nog steeds in bedrijf. De doorslaggevende rol van de familie Van Reenen, en met name J. van Reenen, in de ontwikkeling van Bergen tot villadorp en toeristisch centrum en de opbouw van de badplaats Bergen aan Zee is genoegzaam bekend. Het zal echter nu wel duidelijk zijn dat hij ook een zwaar stempel op de Bergense waterschapswereld heeft gedrukt. In het onderstaande overzichtje worden al zijn functies in de polderbestu ren samengevat. Door J. van Reenen beklede bestuursposten in de Bergense waterschappen met data benoeming. Waterschap bestuurslid voorzitter Vereeniging van Polders en Oningepolderde Landen onder Bergen 4 jan. 1884 4 jan. 1884 Damlanderpolder 4 jan. 1884 15 dec 1886 Oudburgerpolder 4 jan. 1884 20 dec. 1898 Noorder-Reker- en Mangelpolder 4 jan. 1884 20 dec. 1898 Bergermeerpolder 8 sep. 1886 Philisteinse Polder 24 apr. 1906 'Vier Gecombineerde Polders' 20 dec. 1927 20 dec. 1927 In de Vereeniging, de Damlanderpoldcr, de Oudburgerpolder en de Noorder-Reker- en Mangelpolder trad J. van Reenen overigens in de voetsporen van zijn vader J.J.H. van Reenen. Naast de functies in de Bergense polders had J. van Reenen ook nog zitting in de besturen van het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche en het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen en was hij dijkgraaf van het droogmakerijtje de Schaapskuilmeer tussen Oudkarspel en Waarland. Van Reenen zelf stelde in 1934 tenslotte nog dat hij zeker dijkgraaf van de Hondsbossche zou zijn geworden als dit hoogheemraadschap niet in 1921 was opgeheven. Tekenend voor J. van Reenens positie in de Bergense polders is de wijze waarop zijn 50-jarig jubileum als waterschapsbestuurder op 4 januari 1934 werd gevierd. Een speciale commissie van voorbereiding organiseerde op die dag een receptie in De Rustende Jager. De commissie verzocht zelfs de commissaris der Koningin te bewerkstelligen dat Van Reenen voor zijn waterstaatswerk een Koninklijke onderscheiding kreeg. Tijdens de receptie deelde commissaris der Koningin, Jhr. Roëll, inderdaad mede dat het Hare Majesteit had behaagd Van Reenen - die al geridderd was - te bevorderen tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Namens de polders kreeg de jubilaris een door de in Bergen gevestigde kunstenaar B. Essers gekalligrafeerde oorkonde aangeboden. De met een schier eindeloze reeks toespraken van de in groten getale opgekomen hoogwaardigheids bekleders gevulde middag werd afgesloten door het Bergens Gemengd Koor. Dat bracht het door wijlen Van Reenens echtgenote gedichtje 'Het liedje van den Bergenaar' ten gehore. J. van Reenen trad enkele jaren later wegens het bereiken van de leeftijdsgrens voor waterschapsbestuurders terug. Hij werd in diverse posten opgevolgd door zijn zoon H.D.A. van Reenen. Die had toen zijn sporen als polderbestuurder in de Sluispolder met de installatie van de eerste elektrische hulpaandrijving in Nederland op de watermolen aldaar reeds verdiend. H.D.A. van Reenen was - als zijn vader - tevens burgemeester van Bergen. Hij werd op 14 augustus 1942 door de bezetter uit dit ambt gezet. Hij was toen reeds als gijzelaar geïnterneerd te Haren en later St. Michielsgestel. De

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2006 | | pagina 34