Eerste Wereldoorlog snel stijgende prijzen
gingen de lonen na 1916 snel omhoog.
Bovendien organiseerden de molenaars zich
in een actieve vakbond. Na 1924 ontstond
door de overstap op elektrische
(hulp)bcmaling een heel andere situatie. De
taak van de molenaars kwam nu veelal neer
op het aanzetten van de elektromotor waarna
hij iets anders kon doen. Daarom is in tabel 4
als eindjaar 1924 genomen. De verminderde
werklast vormde overigens tijdens de ernstige
economische crisis van de jaren dertig in
diverse polders aanleiding om het salaris van
de molenaar/machinedrijver gevoelig te
verlagen.
Het loon was absoluut onvoldoende om
een gezin te onderhouden. De molenaars
werden dan ook geacht bij te verdienen,
bijvoorbeeld als boerenknecht. Ook
verrichtten zij vaak ander werk voor de
polder als het baggeren van sloten. Vele
molenaars zullen verder wat vee hebben
gehouden. De in 1882 in dienst gekomen
molenaar Jacob Tin van de Sluispolder begon
zelfs een tapperijtje in de langs de drukke
weg naar Den Helder en vlakbij de Koedijker
vlotbrug staande molen. Zijn bestuur had
daar moeite mee, maar kwam tijdens dc
schouw toch rustig bij Tin een borrel
drinken en een sigaartje roken op
polderkosten.
Zonder risico was het molenaarsvak niet.
Pas aan het begin van de 20c eeuw werden
onder druk van de Arbeidsinspectie de open
draaiende raderen in de molen met hekwerk
afgeschermd. In 1776 viel molenaar Jan
Jansz. Kuijpcr dood van de as van de
Sluismolen, voor zover bekend het enige
ongeval met dodelijke afloop uit de Bergense
molenhistorie. Het overlijden van de
kostwinner vormde voor de achterblijvende
gezinsleden natuurlijk een ramp. Twee keer
werd een oplossing gevonden door de
weduwe - al dan niet met ondersteuning van
een zoon - als molenaar in dienst te nemen.
Toen in 1789 molenaar Pieter van Duin van
de Oudburgermolen stierf, besloten de
ingelanden zijn weduwe Barber Pietersd.,
met hulp van haar zoon Pieter, de molen te
laten bedienen. Zij voldeed goed, want de
aanstelling werd jaar na jaar verlengd. De
weduwe bleef tot haar dood in 1805 in
functie waarna haar zoon het overnam.
De Philisteinse Polder kende vanaf 1813
ook een 'molenarcsse' in de persoon van
Grietje Zwakman, weduwe van molenaar Jan
Blom. Zij kreeg op 24 januari 1825 ontslag.
Meteen besloten de gezamenlijke ingelanden
tot een extra omslag van drie stuivers per
morgen voor de bouw van een boet of
schuur bij de molen waarin de weduwe zich
kon terugtrekken. Ook dc nieuwe molenaar Dirk Tubbe
moest een steentje bijdragen door dc eerste twee jaar 13
gulden van zijn salaris af te staan. De bouw van het woninkje
kostte de polder bijna 35 gulden. Grietje heeft er niet lang
plezier van gehad, zij overleed op 1 juni 1S25.
De molenaar mocht dan laag betaald zijn, dit betekende
niet dat een goede kracht niet op de waardering van de boeren
in zijn polder kon rekenen. Toen J. Bakker van dc
Damlandermolen bijvoorbeeld in 1917 een halve eeuw in
dienst was, stond het bestuur daar uitgebreid bij stil. Bakker
kreeg zes zilveren lepels en een suikerschep met de inscriptie
T 867-1917', een enveloppe met inhoud en de leden van het
bestuur deden daar uit eigen zak nog een ham bij. De al
meermalen genoemde molenaar Jacob Tin ontving in 1922 een
gouden horloge en ook werd er als herinnering aan zijn 40-
jarig jubileum een foto van zijn gezin temidden van het
bestuur gemaakt.
Winterinundatie
Tot diep in de 19' eeuw stond de oostkant van de heerlijkheid
Bergen 's winters grotendeels blank. In de polders langs de
Hondsbosschcvaart (de Noorder-Rekcr- en Mangelpoldcr, de
Zuider- en Middcn-Rckerpolder en de Zuurvenspolder) was
het gebruikelijk in de herfst dc molen stil te zetten en water
uit de vaart in te laten. Pas het volgend voorjaar ging de
Tabel 4 Het gemiddeld molenaarsjaarloon uit de aangegeven perioden
in de Bergense polders (afgerond op hele guldens),
2e kwart 17e eeuw - 1924.
Periode
1
2
3
4
1627-1629
50
31
1630-1639
54
42
1640-1649
67
53
68
1650-1659
68
54
71
53
1660-1669
70
47
67
56
1670-1679
70
50
67
52
1680-1689
70
36
56
46
1690-1699
70
46
61
45
1700-1749
70
53
74
61
52
89
75
65
1750-1799
70
64
75
60
50
86
78
65
1800-1849
70
64
75
79
86
78
67
1850-1874
70
64
75
80
87
78
66
1875-1899
77
99
88
80
100
97
79
1900-1909
80
100
90
80
100
100
80
1910-1919
93
115
129
98
123
118
124
1920-1924
130
190
240
215
240
240
215
1 Sluispolder Zuider- en Midden-Rekerpolder
2 Noorder-Rekerpolder, vanaf 1752 5 Midden-Rekerpolder
Noorder-Reker- en Mangelpolder 6 Oudburgerpolder
3 Zuurvenspolder 7 Philisteinse Polder
4 Zuider-Rekerpolder, vanaf 1804 8 Damlanderpolder