Indienststelling elektrisch gemaal
op 19 juni 1930.
(Foto collectie Piet Mooij)
vergadering van ingelanden. Hij pleitte zelf voor de bouw van
een compleet nieuw elektrisch gemaal in de Noorder-
Rekerpolder. Enkele dagen later vond een grote vergadering
van de besturen van de vier betrokken polders plaats. Men
schaarde zich hier achter het plan om een elektrisch gemaal in
de Noorder-Rekerpolder te plaatsen. Dat was weliswaar
duurder dan de montage van hulpmotoren in enkele molens,
maar een elektrisch gemaal was veel goedkoper in het
onderhoud.
De samenwerking tussen de vier polders werd in een
regeling vastgelegd. Door middel van een besluit van de
gezamenlijke ingelanden kwam men overeen voor de termijn
van 22 jaar bij te dragen in de stichting en exploitatie van een
elektrisch gemaal en een daartoe te sluiten lening van 44.000
gulden af te lossen. Het onderhoud van de oude molens bleef
voor iedere polder apart. Het bestuur over alles wat de
gemeenschappelijke regeling betrof, werd in handen gelegd
van de gezamenlijke polderbesturen. Het kwam er in feite op
neer dat er een nieuw waterschapje werd gesticht voor het
nieuwe gemaal. Dat werd bekend als 'De Vier Gecombineerde
Polders'.
De bouw van het gemaal werd in juli 1929 gegund aan de
N.V. Machinehandcl 'Het Landbouwhuis' te Sneek voor
23.600 gulden. Natuurlijk moesten ook de
waterhuishoudingen van de vier polders aan elkaar worden
geknoopt. Hiermee was nog eens ruim 8.000 gulden gemoeid.
Het gemaal kwam te staan op de plek van de wipmolen van
de Noorder-Rekerpolder. Die werd in de winter van 1929-
1930 gesloopt. Op 19 juni 1930 stelde burgemeester H.D.A.
van Reencn de installatie in bedrijf. Bij deze gelegenheid werd
een marmeren gedenkplaat onthuld met de tekst 'Ontwerpei-
en stichter van deze bemaling is de heer Jacob van Recnen; te
zijner eer is deze steen onthuld op IS juni 1930'. Naderhand
bood Jacob van Rcenen een door hem zelf gemaakte tweede
plaquette aan met de namen van de verantwoordelijke
bestuursleden en de secretaris-penningmeester. De
feestelijkheden werden afgesloten met een maaltijd waarbij P.
Besse van de Zuider- en Middcn-Rekcrpolder een lang gedicht
voordroeg waarin met weemoed werd teruggeblikt op de
gesloopte 'kotmolen' van de Noorder-Rekerpolder.
De resterende drie molens waren na de bouw van het
elektrische gemaal overbodig. Het bestuur van de Zuider- en
Midden-Rekerpolder verkocht de molen aldaar in 1931 voor
de sloop voor het luttele bedrag van 60 gulden. Hij verdween
in het voorjaar van 1932 uit het landschap. Een
sloopvergunning van de gemeente ontbrak en ook had de
polder verzuimd permissie aan GS te vragen. In de
Oudburgerpolder vond men een betere oplossing. De molen
werd in 1932 voor 300 gulden overgedaan aan de gemeente.
Het bestuur van de Zuurvcnspolder probeerde in 1935
hetzelfde. De molen verkeerde echter in slechte staat en de
gemeenteraad schrok terug voor de op 1.450 gulden geraamde
herstclkosten. De polder bleef dus met de molen zitten,
besteedde er geen cent meer aan en het verval had vrij spel.
Toch was het nog niet helemaal met de molens gedaan.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werden ze weer
in gebruik genomen. Aanleiding vormde de in oktober 1944
ontvangen waarschuwing dat ernstig rekening moest worden
gehouden met het uitvallen van de stroomvoorziening. De
geallieerden stonden aan de grote rivieren en de
elektriciteitscentrales waren afgesneden van kolen uit
Limburg. De polderbesturen van de Vier Gecombineerde
Polders legden vervolgens aan de ingelanden de vraag voor of
men moest overgaan tot reparatie van de Oudburger- en