ALLE WINTERS ONDER WAETTER
Op een in de noordoosthoek van liet
Bergermeer uitstekende landtong, het
zogenaamde 'Waelcamp', was afgaande op de
kaart van circa 1540 ook reeds een polder
bemalen door een wipmolen tot stand
gebracht. Dit molentje stond langs de
Hondsbossche- of Koedijkervaart.
De in 1565 voltooide droogmaking van
de Berger- en Egmondermeer betekende een
tweede grote ingreep in de waterhuishouding
van de streek tussen Egmond, Hciloo,
Alkmaar en Bergen. Beide meren vormden
een groot bekken of boezem waarop het
omringende land zijn overtollige water kwijt
kon. Door een sluisje, het zogenaamde
Kwakelsluisje, stonden de Berger- en
Egmondermeer weer in verbinding met de
Schermer en de andere grote wateren in
Noord-Holland. De waterlozing door dit
sluisje leverde echter veel moeilijkheden op.
Er werd namelijk druk in gevist en de vissers
hadden het liefst dat het sluisje altijd open
stond. Het resultaat was dat de boeren op de
lage landen langs de oevers van de twee
meren soms met wateroverlast te maken
kregen. Na de realisatie van de
Hondsbosschevaart - die via de Alkmaarsc
grachten in open verbinding met de Schermer
stond - kon hier wat aan worden gedaan. Een
serie belanghebbende ingelanden onder
leiding van IJsbrand Jansz. Heinisz. besloot
tot de bouw van twee grote, achtkantige
watermolens langs de Hondsbosschevaart.
Die molens bemaalden de Berger- en
Egmondermeer. Ze kwamen in 1533 gereed
en werden bekend als de Brantgen Jan
Heinismolens. Ook het sluisje kwam na het
nodige geharrewar onder controle van de
ingelanden.
Door de droogmaking van de twee
meren werd de boezem sterk verkleind. Men
hield nog slechts de ringvaart over. Daar
maalden ook nog de zes molens van de
bedijkte Berger- en Egmondermeer op uit. Er
werd daarom tussen de ringvaart en de
stadsgracht van Alkmaar, die weer in open
verbinding met de Schermer stond, een sloot
gegraven, de zogenaamde Steesloot. De
ringsloot met alle wateren die daarop
uitkwamen werd 'hiermee onderdeel van een
veel groter watersysteem dat onder andere de
Schermer, Bccmster, Purmer, Wijde Wormer
en de Zaan omvatte. De eigen boezem hield
op te bestaan. Alle middelen om die te
beheersen - het Kwakelsluisje en de Brantgen
Jan Heinismolens - waren ook waardeloos
geworden. De eigenaren van de lage landen
langs de twee voormalige meren restte nog
slechts één uitweg, namelijk hun land
bepolderen en een molen bouwen. Zo waren
zij beschermd tegen hoog water en met de
molen kon men het binnenkomende regen
en drangwater uit de duinen wegwerken.
In de heerlijkheid Bergen heeft dit alles
hoogstwaarschijnlijk geleid tot de inrichting
van twee nieuwe polders, namelijk de
Sluispoldcr langs de Hondsbosschevaart en
de Damlanderpoldcr bezuiden het dorp. Het
oude Waelcamp vormde de kern van de
eerstgenoemde polder. Helaas zwijgen de
archieven geheel over de vroegste
geschiedenis van de Sluispoldcr. We weten
dus niet hoe men met het oude wipmolentje
op het Waelcamp is omgegaan. Ook omtrent
de inrichting van de Damlanderpoldcr
ontbreekt iedere informatie.
Helemaal compleet was het Berger
polderland hiermee nog niet. Elicrvoor is
reeds aangegeven dat de contouren van de
Oudburger- en Zuurvenspolder reeds in de
Middeleeuwen gestalte hadden gekregen.
Wanneer daar molens zijn gebouwd is echter
onbekend. Wc konten die molens - beide van
het achtkantige model - voor het eerst tegen
op de rond 1660 door J. Blaeu in druk
gebrachte kaart van de heerlijkheid Bergen,
vervaardigd door de landmeter J.J. Dou. Bij
de Zuurvenspolder zijn er dan nog enkele
aanwijzingen dat die grote molen aldaar in of
kort na 1630 is gebouwd.