eeuw. Met een dergelijke molen was een veel betere
beheersing van de waterstand mogelijk. Tot dan moest men
het doen met natuurlijke lozing door spuisluisjes. Naarmate
het land verder zakte, ging dit steeds moeilijker. De inrichting
van molenpolders werd in Holland benoorden het IJ echter
vertraagd door ernstige binnenlandse onrust en economische
problemen. Na 1500 verbeterde dc situatie. De prijzen van
landbouwproducten liepen gestadig op en dat maakte
investeren in de inrichting van polders en dc bouw van
molens interessant. Dankzij de betere waterbeheersing in een
molenpolder kon een hogere opbrengst van de landerijen
worden gehaald.
In de omgeving van Bergen waren twee grote ingrepen in
de waterhuishouding de directe aanleiding om tot
poldervorming over te gaan. Allereerst werd in 1531 dc oude
Rekere tussen Alkmaar en de Zijpe vergraven tot een kanaal
ten behoeve van de aanvoer van materialen naar de
Hondsbossche Zeewering bij Petten. Deze vaarweg werd
bekend als de Hondsbossche- of Koedijkervaart (thans
Noord-Hollands Kanaal). Deze verandering leidde tot de
inrichting van een grote en door een molen bemalen polder
langs de westoever van de nieuwe vaart naar Petten tussen
Koedijk en de (H)Evendijk. Dit valt af te leiden uit een
sententie (rechterlijke uitspraak) van het Hof van Holland van
22 december 1531. In de betreffende uitspraak wordt
aangegeven dat de bestuurders of molenmeesters van de
polder genaamd de Reker het lage en onvruchtbare land
wilden verbeteren door een molen te bouwen. In verband
hiermee moest er een kade om de betroffen landerijen komen
en enkele sloten worden afgedamd. Dit laatste had tot
protesten geleid en enkele gedupeerden dreigden zelfs 's
nachts de nieuwe kade door te steken. In de sententie
machtigde het Hof de molenmeesters om de voorgenomen
werken door te zetten. Het zal hierbij wel zo zijn gegaan dat
de specie vrijgekomen uit de verbreding en verdieping van dc
Rekere werd gebruikt voor het opwerpen van de polderkade.
De grote Rekerpolder werd naderhand in vier kleinere
polders - ieder met een eigen molen - verdeeld. Van noord
naar zuid gaat het om de Mangelpolder, de Noorder-Reker-
polder, de Midden-Rekerpolder en de Zuider-Rckerpolder.
De laatstgenoemde polder komen we voor het eerst in 1590 in
de archieven tegen. Tegen deze tijd zal ook de Midden-Rekcr-
polder wel gestalte hebben gekregen. De eerste vermelding
van dc Noorder-Rekerpolder, 'gelegen naest aende zuijt zijde
vande polder genaempt Dmangeledateert uit 1598.
In de tijd dat de Rekerpolder tot stand kwam, was
waarschijnlijk ook rond de Bergermecr de inrichting van
polders op gang gekomen. Op een kaart van de onbedijktc
Berger- en Egmondermeer van circa 1540 is op dc plek van de
latere molen van de Philistcinse Polder reeds een wipmolentje
ingetekend, het 'Godefers molentje'. Het is waarschijnlijk
vernoemd naar Guert of Godefer van 't Wout die aldaar land
bezat. Kennelijk was hier dus toen reeds een molenpolder
ingericht. Het wipmolentje vinden wc ook terug op een kaart
van de drooggemaakte Bcrgermeer van Adriaan Anthonisz.
uit 1568. Dan wordt hij echter aangeduid als 'Die Phylisteyn'.
In 1583 komen we de 'Phylistyner polder' voor het eerst in dc
archieven tegen.
Het Berger- en Egmondermeer voor de
droogmaking (het noorden is rechts).
Uiterst rechts het dorp Bergen, onder
Alkmaar. Bij de stad staan twee grote
molens. Dit zijn de Brantgen Jan
Heinismolens langs de Hondsbossche-
vaart. Rond de twee meren zijn diverse
poldermolens ingetekend waaronder
het Godefers molentje in de
noordwesthoek van het Bergermeer.
Deze kaart is vervaardigd door Gerrit
DirksZ. Langedijk in 1624 naar een
kaart uit 1541 die destijds in het
stadhuis van Alkmaar hing.
(Foto: Noord-Hollands Archief,
Haarlem)