jjhco's jeugd lijkt op een verhaal uit een jongensboek. Tot zijn
vijftiende jaar woonde hij op de molen, samen met zijn ouders,
vijf broers en twee zussen. Hoewel Theo nu met liefde op die tijd
terugkijkt, was het geen gemakkelijke jeugd:
'De woonruimte waar ons grote gezin in woonde was klein;
beneden de keukeneen kamer en de slaapkamer van mijn
ouders, boven nog drie slaapkamertjes voor de acht kinderen,
direct achter het riet. De vijzel liep vanaf de sloot dwars door de
molen en zorgde voor een enorm tochtgat. Bij harde wind en kou
stonden de gordijnen voor de ramen bol en was de keuken de
enige plek waar het nog enigszins warm te stoken was. In de keu
ken stond namelijk de kachel die met hout gestookt werd, de pijp
ging dwars door de molen naar boven, zodat het daar ook nog
een beetje warm werd. Water moest builen uit de waterput met
de hand opgepompt worden. Je kunt je nu toch niet meer voor
stellen hoe dat was voor mijn moeder; het gesjouw met water als
er gewassen moest worden of als de acht kinderen op zaterdag in
de tobbe gingen.
De Philisteinse
molen met
daarnaast het
elektriciteits-
huisje.
AKTE VAN AANSTELLING
WATERSCHAPSAMBTENAAR
TW^Vtot wnlcrarlmp
KUN OEM/-/
mrl Z éé.SZ 19#>.t
/üW< //f vt->5 - /yrZ&Z. sf-
ojI..-
en Ml. ««Mc vm.
/ssySSP->.té»
.9 js*
'fêr/pt
De
Theo komt uit een echte molenaarsfamilie; zijn grootvader was al
molenaar, evenals zijn oom Lou in de Wogmeer. Zijn vader had
het vak dus van huis uit geleerd, want er kwam aardig wat vak
kennis bij kijken.
'De Philistein is het bekendste type Hollandse molen, een
achtkantige binnenkruier, wat inhoudt dat de bovenkant van de
molen van binnen uit naar de wind kan worden gesteld kruien
om de wieken in de juiste stand te zetten. Door bemaling werd zo
de waterstand in de Philisteinse polder op peil gehouden. Meestal
draaide de molen op windkracht, maar bij hoge waterstand en
weinig wind, kon hij ook elektrisch worden aangedreven.
Hiervoor stond naast de molen een elektriciteitshuisje. Mijn vader
bepaalde de stand van de wieken, hij kon bijvoorbeeld ook op
halve zeilen of met borden op de wieken draaien. Bij storm
achtige wind moest je uitkijken dat de molen niet. op hol sloeg,
want dal zou brandgevaar opleveren. Je moest hem dan van de
wind afkruien om hem met de vang weer vast te zetten.
Overigens moest de molen ook bij lage waterstand aj en toe
gedraaid worden, daar de kap anders uit zou zakken.
'Mijn vader was aangesteld door het Polderbestuur, dat hem
per gedraaid uur uitbetaalde; bovendien was het wonen op de
molen gratis. In dat Polderbestuur zaten voor het Waterschap
vooral de grote boeren met veel land in de polder, zoals
Paarlberg, De Wilde, Bijman en Veldt. Naast de inkomsten van
de molen hadden we ook nog wat koeien en ander vee. Bij de
molen stond een oude tochtige stal met een hooiopslag, waar 's
winters zo 'n acht koeien en ons paard in stonden. Elke dag ging
de melk daarvan met paard en wagen naar boer Bijman; een
voerman was daarbij eigenlijk niet nodig, het paard kende de weg
zó ook wel. Over de Meerweg werd soms een koe aan een touw
of een kalj in een kruiwagen naar de markt gebracht, dat bete
kende extra inkomsten. Twee keer per jaar was er 'schouw', dat
betekende voor ons kinderen dat we de hele dag buiten moesten
blijven, want het Polderbestuur kwam dan de sloten, die schoon
en kroosvrij moesten zijn, en het raderwerk van de molen inspec
teren. De vijzel, die oorspronkelijk van hout was, is, terwijl wij
daar woonden, vervangen door een ijzeren in een betonnen bak.
Ik weel nog dat Jan Houtenbos die bak gestort heeft.