Oudburg
Bergen Ruïne
Westdorp
Haakwallen (middelgrijs getint).
Opmerkelijk waren twee afvalputten, de ene gevuld met
pijpenkoppen, de andere met pijpenstelen en glazen roerstaafjes
alsof men de archeologen ter wille wilde zijn door ze vast te
sorteren. Onder de pijpenkoppen waren prachtexemplaren met
wapens van Batavia en Amsterdam. Bijna alle pijpen waren van
een laat type. Ook de muntvondsten: koperen duiten met
opschriften als Frisia, stad Utrecht, Hollandia, Groningen en
Gelria wijzen, evenals de pijpen, op een druk en welvarend
cafébezoek in de jaren 1730 tot 1770. De gevonden bronzen
leeuwencenten dateren vanaf 1880.
Typische uivormige wijnflessen, faience borden, drinkglazen
a la fagon de Venise' en een wafelbeker bevestigen het bestaan van
een herberg in de 17' eeuw.
Water is een eerste vereiste voor bewoning: een tiental
waterputten kon worden onderzocht. De oudste, 13' eeuw, lag
direct aan de Breelaan en bestond uit een put gevormd door twee
op elkaar gestapelde tonnen. Op eenzelfde afstand van de
Breelaan maar dichter bij de theckoepel bleek een tonput veel z.g.
steengoed aardewerk van rond 1250 te bevatten. Interessant zijn
de merken op een van de duigen. Doordat er tijdens de opgraving
nog geen bronbemaling was, kon niet vastgesteld worden of de
tonnen tot op het veen waren ingegraven. Meestal is dit wel het
geval en wordt de 60 cm dikke veenlaag doorgraven om de zoet
waterbei die onder de waterdichte veenlaag zit te bereiken. Om
het ingraven van de tonnen in het duinzand mogelijk te maken
waren de tonnen omringd door kleiplaggen. Dit heeft als bijko
mend voordeel dat het oppervlakte (mest) water het drinkwater
niet kan verontreinigen.
Uitkomsten van de grondsporen
Bij de theekoepel tekenden zich vierkante verkleuringen af met
veel wortels. Dit patroon viel te herleiden tot een 19c eeuwse
perkentuin.
In de hoek van café d'Alderliefste doorsneden de concen
trische cirkels van de waterputten veel oudere sporen van een 12'
eeuwse crfafschciding. Ook paalafdrukken op regelmatige
afstanden duidden op een vlechtwand of bekisting.
Achter op het opgravingsterrein tekende zich in een laag
stuifzand een mysterieus patroon van blokken af. Pas bij het
uitgraven van de bouwput kwam de verklaring daarvan aan het
licht: onderliggende veenputten hadden de bovengrond
verkleurd. Het dikke pakket Hollandveen moet hier al in een heel
vroeg stadium in compartimenten afgegraven zijn. De techniek
was blijkbaar enkele vierkante meters te ontvencn en een muurtje
van 20 cm tussen het volgende blok te laten staan. Ook de laatste
20 cm veen werd angstvallig gemeden opdat er geen kwelwater
opborrelde en zo droog gewerkt kon worden. Op deze manier is
het hele achterterrein uitgeveend. Onvoorstelbaar dat in de loop
der eeuwen het hele achterterrein tot op een diepte van 1,60 m op
de schop is geweest. Dit moet gebeurd zijn na 1100, toen de
bossen op de oude duinen gekapt waren en onvoldoende
brandstof leverden. Hiermee is ook een verklaring geleverd van
de grote verschillen in dikte van het veen tijdens het vooronder
zoek van Flamman (A.A.C.): soms werd geboord op een
veenwand (60 cm) meestal door de bodem (20 cm).
Andere rechthoekige verkleuringen in het zand waren
veroorzaakt door balken die de vloer van een kolfbaan droegen.
In 1876 werd een kolfbaan aangelegd op de hoek van de Breelaan
en de Dreef. De kolfbaan werd tussen 1905 en 1911 afgebroken.
Skeletten
Sensationeel was de melding in de plaatselijke pers van de vondst
van een meisjesskelet. Bij nader onderzoek meldde het A.A.C.
echter dat het om een grote hond ging.
Langs de Karei de Grotelaan werden de botten van een kalf
gevonden en achter het café troffen we een put met kalk aan die
te maken kan hebben met begraving van vee na een epidemie en
wijselijk niet onderzocht is.
Conclusie
Vóór 1094 stond er al een kapel te Bergen. Zoals het bij veel
andere dorpen in Kenncmcrland is gegaan werd deze kapel op