Bekendmaking registratieplicht joden door burgemeester Van Reenen. (Regionaal archief Alkmaar). HE BURGEMEESTER VAB HERGEB BH. J gelet op het besluit dd. 27 Januari 1941 van den 3ïoretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche Z- jn ingevolge de verordening betreffende den aanmeldings- pj cht van personen van geheel of gedeeltelijk Joodschen bi ode (Besluit Aanmeldingsplicht I); brengt ter kennis van belanghebbendeni I, iederen werkdag van 9-13 uur worden tor gemeentese cretarie (afdeeling bevolking) kosteloos aanmeldings formulieren verkrijgbaar gesteld; II na invulling en onderteekening worden deze formulieren ingeleverd ter plaatse, op de dagen en binnen de uren, sub I. vermeld, of toegezonden aan ondergeteekende, met gelijktijdige voldoening van de verschuldigde leges bij betaling, overschrijving ten name van den Burge meester van Bergen Bh. of storting op postrekening no. 39550 ten name van de gemeente Bergen Bh. Onder de aandacht wordt gebracht, dat aanmelding moot plaats hebben voor 24. Februari 1941* Indien de voorwaarden, welke aan de verplichting to aanmelding ten grondslag liggen, eerst na 24 Januari 1941 ontstaan, dan moet de aanmelding worden gedaan binnen twee weken na het feit, dat de verplichting tot aanmelding deed ontstaan. Deze termijn verstrijkt evenwel niet eerder dan 21 Februari 1941. Bergen Bh., 6 Februari 1941. De Burgemeester voornoemd, \a-> Else Berg (catalogus van de tentoonstelling Hollandsche kunstenaarskring Stedelijk Museum Amsterdam in april 1933). Voor- en achterkant aanmeldings bewijs Victor van Vriesland. (Regionaal archief Alkmaar). BEWIJS VAN AANMELDING, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Verordening No. 6/1941 van den Rijks commissarisvoor het betettcNederlandscho gebied, betreffende den aanmeldingsplicht van personen van geheel of gedceitclijk Joodschen bloede. De ondergeteekende, ambtenaar voor de aanmelding, verklaart dat de aan keer zijde aangeduide persoon, opgenomen in het Bevolkingsregister dezer gemeente, heeft voldaan aan de verplichting tot aanmelding volgens de bovengenoemde Verordening. Verhuis- en reisverboden voor joden Na de opgave van joodse inwoners ontving de burgemeester op 2 april 1941 een circulaire van NSB-commissaris Backcr. De circulaire betrof een vestigingsverbod voor joden in Haarlem. Een kleine maand later ontving de burgemeester een circulaire omtrent een verbod voor joden om te verhuizen vanuit Amsterdam naar andere plaatsen. Naar aanleiding van deze circulaires rees bij Van Reenen twijfel over de rechtmatigheid van de vestiging van dc joodse letterkundige Van Vriesland en zijn arische vrouw in Bergen in februari 1941. Van Reenen legde dit geval voor aan Backer. Deze antwoordde dat Van Vriesland niet naar Amsterdam hoefde terug te keren. Het verhuisverbod voor Amsterdamse joden, gevolgd door steeds meer reisbeperkingen voor joden, maakte het moeilijk en later onmogelijk voor joden om naar Bergen te komen. De regelmatig in hun Bergense zomerhuis verblijvende familie Santcroos diende zich in 1941 in hun woonplaats Amsterdam te registeren. Dit gold eveneens voor het kunstenaarsechtpaar Else Berg en 'Mommie' Schwarz." Zij konden Bergen nog maar sporadisch of geheel niet meer bezoeken. Het gezin Hamburg kon in april 1941 nog wel vanuit Alkmaar naar Bergen verhuizen. In 1941 was ook David Swaab met zijn gezin in Bergen komen wonen omdat hij als muzikant werkte in een orkest voor het restaurant De Rustende Jager. Verwijdering van joden uit het onderwijs De maatregel ter verwijdering van joodse ambtenaren trof de in Bergen wonende leraren Spitz en Zegerius en de rector van het Alkmaarse Murmcllius gymnasium Hemelrijk. Aanvankelijk werden de joodse ambtenaren op 27 november 1940 'van dc waarneming van hun functie ontheven'. Hemelrijk schreef in een dagboek dat hij na de bekendwording van zijn schorsing zich niet op straat kon vertonen 'of ik moet elke 100 m. gaans door een bewogen handdruk van een bekende de sympathiebetuiging der bevolking in ontvangst nemen'. Deze bekenden trachtten hem te troosten met de gedachte 'U komt wel terug; en dat zal niet zo lang duren'. Deze gedachte bleek vals te zijn. Op 21 februari 1941 werden de ontheffingen omgezet in ontslag. Hemelrijk werd door de maatregel van 27 november 1940 dubbel getroffen. Hij was namelijk ook gemeenteraadslid in Bergen voor dc SDAR In februari 1941 werden ook alle joodse raadsleden ontslagen. In augustus maakte Van Dam, secretaris-generaal van het ministerie van onderwijs en wetenschappen, bekend dat joodse leerlingen per 1 september 1941 naar scholen voor joden moesten. Een week later vroegen zowel Van Dam als Backer aan het gemeen tebestuur om een opgave van het aantal 'gevestigde schoolgaande joodschc kinderen'. Uit een opgave van de burgemeester blijkt dat Dolf Grunwald onderwijs moest gaan volgen op een joodse school. In september 1941 werden scholen opgericht voor dc verwijderde joodse leerlingen. David Cohen, samen met Abraham Asscher voorzitter van de Joodschc Raad voor Amsterdam, speelde een doorslaggevende rol bij de aanstelling van rectoren en leerkrachten voor het joods Lvceum te Amsterdam. Hemelrijk was één van de kandidaten om (conrec tor te worden. Cohen adviseerde echter tegen Hemelrijk. Een opmerkelijke zin in zijn advies luidde: 'Ik zou hem boven dr. De Vries hebben gesteld, indien hij niet in Bergen woonde'. Hemelrijk werd vervolgens aangesteld als docent Grieks en Latijn. cp 27 Oetobar lft9g Haarlem van VTHftBlftnri

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2004 | | pagina 15