DE ORGELHISTORIE VAM DE RUÏNEKERK TE BERGEN
Wat rookt bet Kerkgebouw.' Ik zie de dampen dringen
Van 't Smeulend Vuur, dat slechts het minste tochtje nacht,
Ik zie ze breken door de kleinste openingen.
Nog maer een OgenblikDaer rijst de Vlam met kracht!
Ik schrik! Hoe slaet het Vuur in Bergens' Kerk aen 't woeden!
Hoe breid de vlam zich uit door al bet Tempelsticht.'
Zij vind hier overal doch stof die haer kan voeden;
Ze is op Verwoesten en Verteeren afgericht.
Daer valt ze op het Orgel aen: ze klimt nog meer na boven
Zi] raekt aen Welf en Dak en zet het al in brand:
Nu zie ik in de Kerk als in een gloeijende Oven.
Het schone Torenstuk word mede aengerand.
De glazen bersten, vallen, en de Vlam vliegt thans na buiten.
Het Orgel#» en Loot druipt kokendna beneen.
Niets kan nu 't machtig Vuur in bare woede stuiten;
Het Strijd, het Overwind en 't breekt door 't Kerkdak heen.
De trotse Toorcnspits bukt ook voor haer vermogen.
De lucht word rood door 't Vuur dat Kerk en Tooren braekt;
Men ziet het Schouwspel van rondsom met droevige Ogen;
En scheld den Oorlog, die zoo veel Verwoesting maekt.
Hoe kraekt het Kerkgebouw.' Wat hoor ik zware slagen!
Het Dak vald brandend' in! De Toorenspits stort neer!
Daer legt nu 't Stuk in stof, dat nimmer Ogen zagen
Dan met verwondering! Daer legt nu Bergens' Eer.
(die in de meeste gevallen de
beeldenstormen hadden over
leefd) gehandhaafd. Dat was
te danken aan de burgerlijke
overheden, die de feitelijke
eigenaren van de kerkgebou
wen waren. Orgelspel tijdens
de kerkdienst werd echter
verboden; de Calvinistische
theologen beschouwden dat
namelijk als 'ecnne onnutte en
onstichtelikke oeffeninge...
dcwelckc de gedachten des
meerendeels der Christenen
van de rechte aandacht tot een
vleeselik vermaak aftrekt en
den rechten Godsdienst
derselven... veel meer beletter
als voortsettct'!4 De enige
vorm van kerkmuziek die in
het Calvinistische Holland
nog wel was toegestaan waren
de éénstemmig en onbegeleid
gezongen 'Psalmen ende
Loffsangen'. De samenzang
van de gemeente werd geleid
door een voorzanger, die in de
kerk over een vaste plaats met
een lessenaar beschikte. Ook
in de Bergense Ruïnckcrk
heelt deze praktijk eeuwen
lang bestaan. In het
Kerkvoogdij-archief bevindt
zich bijvoorbeeld nog een
instructie voor Pieter Snijders
uit IS27, toen deze als
koster/voorzanger werd aan
gesteld. In Artikel 7 lezen we:
'Hij [de voorzanger] zal
telken reize en vroegtijdig van
den Heer Predikant der
Gemeente verzoeken geïnfor
meerd te worden van hetgeen
op zon- en feestdagen in de
kerk zal moeten worden
voorgelezen en gezongen en
voor de uitvoering daarvan na
behoorcn zorgen of doen zor
gen'. Ook na de aanschaf van
een orgel bleef de functie van
voorzanger nog geruime tijd
bestaan.
De 19' eeuw. Toch maar weer
een orgel...
Hoewel orgelspel tijdens de
kerkdienst aanvankelijk niet
was toegestaan, gingen in de
17 en 18' eeuw steeds meer
kerken over tot de invoering
van orgelbegeleiding bij de
gemeentezang. De kerkzang
onder leiding van een voor
zanger leidde namelijk (vooral
in de grotere kerken) regelma
tig tot chaotische toestanden,
zodat men de theologische
bezwaren uiteindelijk maar
overboord zette en koos voor
de praktische oplossing van
orgelbegeleiding tijdens het
zingen; er waren in de meeste
kerken immers toch al orgels
aanwezig. Waar dat nog niet
het geval was werden pogin
gen ondernomen om een
nieuw instrument te laten
bouwen of een bestaand orgel
Het gedeeltelijke herstel van
de kerk zou pas zo'n twintig
jaar later plaatsvinden en was
ten tijde van de schikking met
de weduwe van Sebastiaen
van Geertsbergen nog niet
voltooid3.
De 17c en 18' eeuw: wèl psal
men zingen, maar zonder
orgel
In 1582 was ook in Bergen de
alteratie - de overgang van het
'oude' rooms-katholieke naar
het 'nieuwe' protestantse
geloof - een feit. Daarbij werd
de Bergense Parochiekerk en
alles wat daartoe behoorde
toegewezen aan de 'gerefor
meerde' [=hervormde]
gemeente. Deze vormde van
1578 tot 1642 nog één geheel
met Schoorl en stond onder
leiding van Adriaen Claesz.
van Raephorst; een voormalig 'De dorpskerkdienst'.
priester, die zijn loopbaan na Satirisch schilderij toegeschreven aan Pieter de Bloot, 1624. (Privébezit).
zijn uittreding als 'gerefor
meerd' predikant voortzette.
De alteratie had grote gevol
gen voor de wijze waarop de
kerkdiensten gevierd werden.
Ook het interieur van de
gedeeltelijk herbouwde kerk
moest aan de nieuwe eisen
voldoen; daarin was geen
plaats meer voor altaren, rijk
beeldhouw- en schilderwerk
en ook de aanschaf van een
nieuw kerkorgel zal stellig
geen prioriteit gehad hebben.
De Synode van Dordrecht
van 1578 had zelfs bepaald dat
alle orgels uit de kerken ver
wijderd dienden te worden!
Gelukkig werd aan dat besluit
in Holland nauwelijks gehoor
gegeven en bleven de orgels