Titelpagina van 'Het tweede Eeuw-Getij van Bergens Kerkverwoesting', Andreas Kok, Alkmaar, 1774. (Regionaal Archief Alkmaar). Guldens zijn uitgelopen: een voldingend bewijs, zoo ik meen, voor mijn gezegde'. In een voetnoot geeft Kok de inhoud van dit docu ment als volgt weer: 'Dit Geschrift word alhier bij de Kerkmeesteren bewaard: Hier uit nu blijkt, dat Mr. Allert Claesz, Orgelmaker te Haarlemin het Orgel te Bergen heeft gemaakt een Positijf, groot 6 voeten; dat Hij het Praestant van het Positijf (dat van fijn louter Engelsch Tin was) dubbel gemaekt heeft, sprekende, of luidende met twee gelijke Stemmen, tot versterking van het Geluid; Dat hij het grote oude Werk vertind; gerepa reerd; en eindelijk het Houtwerk, dat tot het Orgel behoorde, merkelijk verbe terd, en dus het gansche Werk niet weinig versierd heeft.' Verder meldt Kok op pag.122 dat uit dit document verder blijkt 'dat de Roomsch Priester, Adriaen Meinerts, met anderen, het opgeleverde werk heeft beoordeeld en goedgekeurd'. Wat kunnen we uit deze informatie opmaken? - De kerk van Bergen bezat reeds voor 1571 een orgel, in het document 'het grote oude Werk' genoemd, dat volgens Kok waarschijnlijk op een koorbalkon tegen de weste lijke torenmuur in het schip van de kerk was opgesteld. - In 1571 werd dit instrument door de Haarlemse orgel bouwer Allart Claesz uitge breid met een 6-voets [Rugjpositief1. - 'Het grote oude Werk' zou dan een 12-voets instrument geweest kunnen zijn". - De in tin uitgevoerde Prestant 6' van het Positief werd ter klankversterking als dubbelkorig register gebouwd; er klonken dan per toon 2 pijpen van gelijke toonhoogte. Dergelijke ver dubbelingen paste men in de orgelbouw in de 16c en 17' eeuw veelvuldig toe. - Het 'oude Werk' werd door Allart Claesz gerenoveerd: de [frontjpijpen werden met tinfolie bekleed, er werden reparaties aan het instrument uitgevoerd en 'het Houtwerk' [waarschijnlijk het houtsnij werk] van de oude orgelkast werd verfraaid. Van de orgelbouwer Allart Claesz (ca. 1515- ca.1575) is bekend dat hij een zoon was van orgelmaker Claes Willemsz. (ca. 1485- 1553) uit Haarlem, die op zijn beurt weer een leerling was van de befaamde orgelbouwer Jan van Covelens (ca. 1470- 1532), de maker van het nog steeds bestaande koororgel uit 1511 in de Alkmaarse Sint Laurenskcrk. Zowel Claes Willemsz. als zijn zoon Allart hebben aan dit unieke instru ment gewerkt, dat de eeuwen op een wonderbaarlijke wijze heeft overleefd. Helaas zou het Bergense orgel een heel wat korter leven beschoren zijn- Nieuwe kerkmeesters, oude schulden- In 15S8 dagvaardt Marijtgen Jansdochter, weduwe van de Bergense Schout Sebastiaen van Geertsbergen, de kerk meesters van Bergen voor het Hof van Holland om te komen tot betaling van open staande schulden, nadat zij 'in voorgaende jaeren op verscheyden tijden den kerek- meesteren van Bergen met alder vruntscap [=in alle beleefdheid] secckere verma- ningc gedaen heeft van beta- linge van seeckere grote som men van Penningen (volgens haren zaliger mans Regyster) ende Extracten by specifi catiën daervan verthoont dewelcke alsdoen ter tijt [=toentertijd] tot laste vande kerek tot Bergen, zoe int besteeden, aennemen ende opnemen vant nieuwen Orgel ende andere vacatiën ons gebleecken verteert [te] zijn geweest'. De schuld bedroeg 'hondert seven gulden en twee stuvers'. Omdat zowel 'den voorgaende' als 'den precente [=tegenwoordige] Kerckmeesters' in gebreke waren gebleven zag de wedu we zich 'haer nochtans tegen staande' [=met tegenzin] genoodzaakt om de huidige kerkmeesters te dagvaarden. In de op 27 mei 1588 onder tekende acte kwam men over een de weduwe in drie ter mijnen 'den somme van ses ende t negentigh Carolus gul dens van XL groote vlacms t stuck' uit te betalen. Een deel van deze oude schulden had dus nog betrekking op de orgelvernieuwing door Allart Claesz, 17 jaar eerder! Toen de kerk enkele jaren later, op 21 februari 1574, door de geuzen in brand werd gesto ken is het orgel echter geheel verloren gegaan. Andreas Kok beschreef de ondergang van kerk en orgel in het volgende dramatische gedeelte van het 'Treurlied' uit zijn gedenk rede, waarin hij zich als 'Beschouwer van den Kerkbrand' opstelt.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2004 | | pagina 6