Van de boekenplank
Marijke Kirpensteijn
Mijn tweede huid, de geschiedenis van
A. Roland Holst en zijn huis, door Jan van
der Vegt.
Het eerste deel in de nieuwe Bergen
reeks, een initiatief van het Bert
Schierbeekfonds.
Uitgeverij 521, Amsterdam
Het essay Mijn tweede huid werd door de
biograaf van Adriaan Roland HolstJan
van der Vegt, geschreven ter gelegenheid
van de ingebruikneming van het gereno
veerde huis no. 7 aan de Nesdijk. Het idee
van de 'Bergen-reeks' is een aantal verha
len te publiceren die in brede zin verband
houden met dat huis, zijn eerste bewoner
Adriaan Roland Holst, Bergen en omge
ving, en schrijvers en dichters die er vroe
ger kwamen en zij die er thans verblijven.
Het is een fraai klein boekje geworden,
waarbij vooral het omslagontwerp met
het logo door Willemien Min opvalt.
Vierenveertig jaar is de dichter A.
Roland Holst bewoner van het huis aan de
Nesdijk geweest. Het huis werd in 1921
door A. Roland Holst Sr. aan zijn zoon
geschonken en is, geïnspireerd door Park
Meerwijk en de Amsterdamse school,
door architect De Wilde ontworpen.
Hoewel het huis fraai oogde, was het niet
erg solide gebouwd, 's Winters was het er
koud en bevroor de waterleiding; boven
dien was het er nogal donker, wat de
depressieve natuur van de dichter niet ten
goede kwam. Toch noemde Holst het huis
'mijn tweede huid' en vergroeide er
steeds meer mee. Hoewel hij vaak uithui
zig was (hij verbleef veel in het buitenland
of bij vrienden), kwam hij er graag weer
terug. In sommige van zijn gedichten
komt het huis dan ook voor, zoals in het
gedicht
Terugkomst
Als deze huid heeft afgedaan
en voorgoed wordt opgenomen
onder het gras,
zal ik, na jaren angst en schromen,
de kamer die de kamer van mijn
leven was
weer binnenkomen.
In 1964 leed Roland Holst aan zo'n zware
depressie, dat deze zelfs zijn verhouding
tot zijn huis verstoorde. In een gedicht dat
hij zijn vriend Lucebert dat jaar stuurde
verwoordt hij dit als volgt:
'Is op dit dak, zo lang mijn tweede
huid,
zo laat een doem gaan wegen, en zo
duister
dat hij voor weerkeer huivert'?...
Hij verlaat zijn huis en komt na wat
omzwervingen tenslotte in de serviceflat
Frankenstate terecht, waar hij tot zijn
dood heeft gewoond. Het huis schonk hij
aan het door hemzelf in het leven geroe
pen A. Roland Holst Fonds, maar zijn laat
ste vriendin Didia de Boer (f2001) mocht
er tot haar dood blijven wonen. Nu is het
huis een bron van inspiratie voor heden
daagse dichters en schrijvers die er, op
verzoek, een paar maanden in mogen
wonen om er in rust te kunnen werken.
Het huis staat er echter, na de zware
operatie, wat verwezen bij, als had het
aan persoonlijkheid verloren. Wie zich een
voorstelling wil maken hoe hier geleefd,
gedacht en gedicht is, komt met dit boekje
een eind op weg. Daarmee is het ook een
'petit histoire' in de geschiedenis van
Bergen, en - voor hem of haar die er niet
meer van verwacht dan dat - zeer aan te
bevelen.
De Stille Omgang in Bergen
Als reactie op het artikel over dc Sint
Elisabethsvloed van 1421 (Bergense
Kroniek november 2002), ontvingen wij
een brief van de heer J.F. Janssen. Deze
brief was gedateerd 1 juni 2003, geen toe
vallige datum; het was die dag de zondag
vóór Pinksteren, de dag van de Stille
Om(mc)gang. Schreven wij in ons artikel
nog dat de Stille Omgang tot aan het eind
van de jaren vijftig van de vorige eeuw
werd gehouden, ons was niet bekend dat
deze mooie traditie sinds 1993 weer in ere
is hersteld.
Een wandeling in de vroege ochtend,
in stilte, maar begeleid door de zang van
honderden vogels. De route is zoveel
mogelijk gelijk gebleven; via de Dorps
straat en de Natteweg naar het Kapel
laantje, het zandweggetje waar ooit de
kapel van het Heilige Bloed heeft gestaan.
Daarna maakt men, net als in vroeger tij
den, driemaal een rondgang om de
Ruïnekerk. Daarbij moet in gedachten
worden gehouden dat deze Ruïnekerk
vóór dc Reformatie in gebruik was voor
de rooms-katholieke eredienst en even
eens was gewijd aan de apostelen Petrus
en Paulus. Waren er in 1993 nog slechts
drie deelnemers, de laatste jaren is dat
aantal gestegen tot ruim 20. Hoopte men
in de middeleeuwen nog op een onbegrij
pelijk wonder; nu bidt men en zoekt men
steun en saamhorigheid bij elkaar. Juist in
onze tijd lijkt er behoefte aan bezinning;
een bedevaart maken, zoals bijvoorbeeld
naar Santiago de Compostella, is een
wens van velen.
Dat de bedevaart, die van 1422 tot
1587 een officiële door de paus gesanctio
neerde sacramentsprocessie was, een Stille
Omgang geworden is, heeft met de
Reformatie te maken. In een 'Placaet
tegens het Bedevaert gaen ende andere
Superstitiën' verbood Prins Maurits in
1587 dergelijke uitingen van 'bijgeloof'.
Veel inwoners van Bergen bleven echter
rooms-katholiek en zetten, in stilte nu, de
tocht in de vroege ochtend voort. Alleen
mannen liepen mee; misschien was de
eigenlijk verboden tocht te gevaarlijk
voor vrouwen? Helaas is er, behalve ver
melding in sommige geschriften, niets
tastbaars van de pelgrimage overgebleven.
Geen pelgrimsinsignes of ex voto's, die
waarschijnlijk in groten getale aan de kerk
geschonken zijn. De gewijde hostie in
zijn ivoren kistje is waarschijnlijk, gelijk
met de Ruïnekerk zelf, in 1574 verwoest.
Dit gebeurde overigens niet door de
Spanjaarden, maar door de geuzen onder
leiding van de Alkmaarse geuzenlcider
Sonoy, die de Spaanse troepen geen gele
genheid wilde bieden zich in dergelijke
gebouwen te verschansen tegen bijvoor
beeld de geuzen.
De Bergense kermis (kerkmis) begon
traditiegetrouw op de zondag van de pro
cessie; blijkbaar kwam het volk van hein
de en ver naar Bergen en viel er voor de
neringdoenden heel wat te verdienen. Met
de Bergense kermis in juli is die traditie
wel verdwenen.
Marijke Kirpensteijn
59