Een logement met geschiedenis
geboorte. Na Willems dood in 1753 zette
zijn weduwe, Trijntje Cornelis Collijns,
de zaak nog enige tijd voort. Maar haar
dienstknecht Jan Pietersz bestal haar en
ontvreemdde onder andere het zilveren
horloge van haar man, dat hij in de her
berg De Roode Leeuw in Alkmaar ver
patste. Toen hij spijt kreeg, kocht hij van
geleend geld een paard voor zijn werk
geefster, maar toen was het kwaad al
geschied. Pas met de aanstelling van Dirk
Enigenburgh tot kastelein in 1756 kwam
er weer enige rust in het bedrijf.
Stukken land en blokken marmer
Dirk Pietersz Enigenburgh was net als
zijn voorganger Hendrik van der Haart
gerechtsbode en schutter (d.w.z. vanger
van loslopend vee). In zijn ambtseed had
hij op 22 januari 1738 gezworen 'gehouw
en getrouw te syn Zyn Hoog Edelheids
ende des dorps voordeels te soeken ende
schade te verhoeden nae myn uyterste
vermogen. Blijkbaar nam hij zijn
taken goed waar, zodat zijn verzoek om
in De Rustende Jager te mogen 'tappen,
herhergh houden en gelagen zetten' door
schout, burgemeesters en schepenen op
23 juni 1756 gunstig werd beschikt. Dit
met inbegrip van 'alle zoodanige preème-
nentien en geregtigheden, mitsgaders ser-
vituijten en lasten, als op gemelte huijsin-
ge en tapneringe geemaneert is'.
Het verging de nieuwe kastelein beter
dan zijn voorgangers, althans voorzover
we dat in de bronnen kunnen waarnemen.
Het aantal veilingen van roerend en
onroerend goed steeg, mede door ge
dwongen verkopingen als gevolg van de
runderpest. Zo werd op een gedrukt biljet
een grote verkoop aangekondigd voor 19
juni 1757. 'Ymant gadinge daar in heb
bende', zo luidde de slotzin, 'die kome op
Zondagh den 19 Juny 1757, 's avonds ten
6 Uuren ten Huyse van Dirk Enigen
burgh, Hospes in de Herbergh de
Rustende Jager tot Bergen voornoemt;
aanhoore de Conditiën en doe zyn profyt.
Zegt het voort.
In 1772 - Enigenburgh is dan nog
altijd kastelein - werd een interessant
object ter veiling gebracht. Het ging om
'Een Erv en de overgebleven muragie van
het verbrande Huijs met het annexe stuk
■weijdland in de Damlander Polder groot
ses honderd zeven roeden...Uit de
beschrijving blijkt dat het hier gaat om de
afgebrande 'Boerderij van Ramp', waar
van de resten begin 1990 archeologisch
zijn onderzocht. Koper was schout
Willem Lodewijk Ivangh voor een bedrag
van 360 gulden. Blijkbaar fungeerde hij
daarbij als stroman van Wigbold Adriaan
van Nassau-Bcrgen, die nog in hetzelfde
jaar eigenaar werd.
Ook aanbestedingen vonden in toe
nemende mate in De Rustende Jager
plaats, bijvoorbeeld die van de 'publieke
werken' door de polderbesturen. Op 23
mei 1778 ging het om een heel bijzonder
karwei, namelijk het weghalen van acht
grote blokken marmer, die op het strand
waren achtergebleven na de schipbreuk
van 'De Resolutie'. Dit snauwschip was
eind 1775 voor de kust van Bergen
gestrand en vervoerde een onwaarschijn-
4