De Rustende Jager eind 19" eeuw. Ansicht col
lectie Miep Beeldman.
Detail uit de kaart van Blaeu, 1662.
Tapperij en logement
De Bergense 'Jager' was in ieder geval
strategisch gelegen. Niet alleen was de
kerk dichtbij, ook de wegen kwamen hier
van alle kanten samen. De weg langs de
duinvoet, die tussen de Donkere Hoek en
het Zandgat afboog naar het dorp, ont
moette hier de weg die landinwaarts liep.
De hoofdroute in de richting van Koedijk
en Alkmaar volgde immers eeuwenlang
het tracé langs de Kleine Dorpsstraat en
het tweede, nog altijd heel smalle gedeelte
van de 'Grote' Dorpsstraat, die toen
Achterweg werd genoemd. Ook goede
ren, die voor een deel met de schuit wer
den vervoerd, volgden vanaf het Oost
dorper Veer of de Koedijker Vaart deze
route. Het is dus niet verwonderlijk, dat
De Rustende Jager behalve als kroeg ook
dienst deed als logement en als veiling
huis.
Omstreeks 1700 moet het huis enige
tijd in handen zijn geweest van de plaatse
lijke overheid. Dat is geen alledaagse zaak
voor een dorpsbestuur. Mogelijk heeft de
eigenaar het financieel niet kunnen bol
werken en is de boedel opgekocht uit een
faillissement. In de eerste helft van de 181-'
eeuw waren er in ieder geval voortdurend
problemen met de exploitatie en mis
schien is dat in de voorafgaande periode
niet zoveel anders geweest. Op 20 sep
tember 1709 besloten schepenen, na ver
kregen machtiging van gecommitteerde
raden van Holland en West-Friesland,
over te gaan tot verkoop van het huis
beoosten de kerk, genaamd De Rustende
Jager, aan Hendrik van der Haart, ge
rechtsbode van Bergen. De koopprijs was
675 gulden. Erg vermogend was Hendrik
niet. Zijn officiële functie was natuurlijk
niet de best betaalde binnen de hoge en
vrije Heerlijkheid, en in 1718 zag hij zich
genoodzaakt een lening van 200 gulden af
te sluiten bij de vermogende Alkmaarse
notabel Theodorus Heijmenberg. De
rente en aflossing van deze geldsom wer
den uiteindelijk pas in 1737 door zijn
erven voldaan.
Hendrik overleed in 1721. Zijn
weduwe Johanna van Stameren, die het
bedrijf wilde voortzetten, hertrouwde al
binnen enkele maanden. Maar ook haar
nieuwe echtgenoot, Adriaen Gerritsz
Hamboer, bleek een weinig succesvol
ondernemer. Verschillende malen moest
hij gerechtelijke procedures aanspannen
om zijn geld binnen te krijgen, of het nu
ging om de verkoop van een paard, om de
huur van een stukje grond of om verterin
gen die op de lat waren geschreven. In
een tijd waarin zelden contant werd
betaald, maar vaak per halfjaar of zelfs
per jaar werd afgerekend, bleef men lang
in het onzekere of een schuld werkelijk
zou worden voldaan. Van de failliete
jonkheer Gijsbert Ramp - de bewoner
van het huis Rampenbosch - had
Hamboer liefst 92 gulden tegoed, en hij
was beslist niet de enige. Ook de via zijn
vrouw overgenomen lening van
Heijmenberg drukte zwaar. Toen de
schepenbank hem in 1736 gelastte om
deze inclusief de achterstallige rente terug
te betalen, had hij zijn bedrijf al overge
daan aan Steven Bernhardus. De prijs van
deze transactie lag overigens aanzienlijk
hoger dan die in 1709, namelijk op 2848
gulden. Blijkbaar waren de verwachtin
gen toch niet zó slecht.
Maar ook Bernhardus erfde weer het
een en ander van zijn voorgangers. Nog
in 1740 trachtte biersteker Cornelis de
Lange geld in te vorderen voor de door
wijlen zijn vader aan Arien Hamboer
geleverde bieren. De firma De Lange
dreef al geruime tijd een plaatselijke 'bier-
stal', waarvan de exploitant van De
Rustende Jager in hoge mate afhankelijk
was. Natuurlijk liet die zijn bieren ook
wel uit Alkmaar komen, maar daarover
inde de Heer van Bergen vanouds zijn
'biertol'. Absurd was de claim die de
Alkmaarse wijnkoper Gerrit Verlaan in
1743 tegen de 'hospes' van De Rustende
Jager indiende voor geleverde wijnen en
sterke drank ten bedrage van liefst 4576
gulden en 2 stuivers. Bernhardus ver
klaarde voor het gerecht dat hij de leve
ranties regelmatig had betaald, maar dat
Verlaan nooit kwitanties aan hem of zijn
vrouw wilde afgeven 'onder des en geene
praetexten van geen tyd te hebben'. Hij
had sterk de indruk, dat de wijnkoper
erop uit was om hem 'in slaap te wiegen
en tot sijn eyschers leverantie van wynen
en sterke drank te obligeerenHet waren
dranken, 'die niet alleen seer hoog in prys
werden gedebiteert maar dikwils van sul
ken slegten alloy sijn geweest, dat de
gedaagde deselve niet heeft laten consu
meren dan tot totale ruine dewyl de
nering daardoor verlopen is'.
Hoe deze zaak is afgelopen, valt uit
de schepenrol niet op te maken, maar een
kleine twee jaar later bleek WillemVink
de kasteleinsfunctie te hebben overgeno
men. Ook hij kreeg weer te maken met
wanbetalingen en onduidelijke transacties
met de biersteker (firma De Lange), ter
wijl persoonlijke tragedies hem en zijn
vrouw niet werden bespaard. Hun drie
kinderen, waaronder de tweeling
Cornelius en Aleydis, stierven kort na de
3