Archeologisch onderzoek rondom De Rustende Jager
Grotelaan. Dit is af te lezen aan de ligging
van de meeste kuilen en waterputten.
Historische kaarten en prenten wijzen er
ook op dat juist dit gedeelte van het ter
rein bebouwd was. De oude 18-19 eeuw-
se herberg De Rustende Jager lag feitelijk
op deze hoek, waar nu het huidige café
d'Alderliefste staat.
De sporen op het gehele terrein ble
ken te dateren tussen de 12 -) 13' en de
20 eeuw. Aangezien een groot deel van
de sporen waterputten en kuilen betrof,
helaas zonder onderling stratigrafisch ver
band, kon de periodisering voornamelijk
worden vastgesteld door de datering van
de vondsten. Omdat er naast de water
putten en de kuilen van geen enkele
periode echt veel is overgebleven, is
getracht om aan de hand van de beschrij
ving van de vondsten een reconstructie
van de bewoningsgeschiedenis op te stel
len.3'
Periode 1 (12 en 13 eeuw)
De oudste sporen van het terrein, waar
onder een waterput, een stuk vlechtwerk-
wandje en enkele kuilen en greppels,
dateren uit de late Middeleeuwen. Tijdens
het vooronderzoek werden reeds enkele
vondsten gedaan die de indruk gaven van
een mogelijke woonplaats, met waar
schijnlijk haardkuilen, (paal)kuiltjes en
enkele greppels. Diverse spitsporen zijn
vermoedelijk ontstaan bij het graven van
één van de greppels. Bij het tweede
onderzoek werd een waterput aangetrof
fen, die bestond uit een hergebruikte ton
waaromheen een mantel van plaggen was
geschikt. De ligging van deze put is een
aanwijzing dat de kant van de Breelaan
waarschijnlijk nog niet bebouwd was in
de 13 eeuw. De bewoning zou dan eerder
gezocht moeten worden langs de Karei de
Grotelaan. Gezamenlijk met de overige
13 eeuwsc sporen lijkt de kavelrichting
evenwijdig aan de Breelaan te zijn.
De vier kannen uit
café d'Alderliefste,
vlnr: De grijsbakken-
de voorraad/water
kan, de kleine, bolle
steengoedkan, de
grote, slanke steen
goedkan en de kleine,
slanke steengoedkan.
De datering van de
kannen is eind 14'
eeuw. (Foto: AAC/
Projectenbureau).
Periode 2 (14' eeuw)
De meeste laat-middeleeuwse sporen en
vondsten konden specifieker worden toe
geschreven aan de 13' en 14 eeuw. Deze
concentreerden zich voornamelijk in een
strook langs de Breelaan. De sporen en
vondsten bestonden uit onder andere een
houten tonput en enkele kuilen. Daar
naast werden ook enkele blauwe kleiba-
nen in de zuidwesthoek van het terrein
aangetroffen. Deze hebben mogelijk
gediend als fundering voor bakstenen
muurtjes of als oud vloeroppervlak in een
gebouwtje. Dit zou betekenen dat in de
14' eeuw langs de Breelaan/hoek Karei de
Grotelaan een gebouw heeft gestaan, waar
de waterput dan bij hoorde. Met de kui
len die aangetroffen zijn tijdens het voor
onderzoek lijkt ook hier de oriëntatie van
de verkaveling parallel aan de Breelaan te
zijn.
In café d'Alderliefste staan op de
toog vier aardewerken kannen en potten
tentoongesteld die van opmerkelijke
ouderdom zijn. Deze werden aangetrof
fen bij werkzaamheden die enkele jaren
geleden werden uitgevoerd in de kelder
van het café, het historische De Rustende
Jager. De vier voorwerpen bestaan uit een
grijsbakken voorraad/waterkan en drie
steengoedkannen. De gedraaide grijsbak-
kende voorraad/waterkan bezit aan de
onderzijde vier uitgeknepen standvinnen
waardoor de kan stabiel staat. Aan de
bovenzijde bevindt zich een worstoor als
handvat en aan de overzijde van de rand
een schenktuit in de 'kraagrand'. Het aar
dewerk is ongeglazuurd. Grijsbakkend
aardewerk wordt over het algemeen geda
teerd tussen de tweede helft van de 13
eeuw tot en met de 15' eeuw. In Noord-
Holland komt dit aardewerk echter maar
tot het einde van de 14 eeuw voor. Voor
de steengoedkannen geldt dat op basis
van het baksel, de kleur en het wel of
geen gebruik van glazuur wordt gecon
cludeerd dat ze afkomstig zijn uit Sieg-
burg en omgeving. De drie kannen varië
ren in vorm en formaat, van een kleine
bolle kan, een grote, slanke kan tot een
kleine, slanke kan. De grote, slanke kan
heeft een vorm die doet denken aan steen
goedkannen die in de regel 'Jacobakan-
nen' worden genoemd. Alle kannen heb
ben een zogenaamd lintoor en een gewelf
de standring zodat ze goed kunnen staan.
De kannen dateren alle uit de 14 eeuw,
de twee slanke kannen zullen waarschijn
lijk uit de tweede helft van de 14' eeuw
zijn.
Periode 3 (15' eeuw)
Vanuit deze periode zijn weinig concrete
sporen aangetroffen, al is er één waterput,
opgebouwd uit gestapelde tonnen, die op
grond van enkele vondsten uit het begin
van de 15 eeuw wordt gedateerd. Het
lijkt erop dat de bewoning zich continu
eert uit de 14 eeuw, maar dat er weinig
verandering aan de dan bestaande gebou
wen of inrichting plaatsvindt.
Periode 4 (16 eeuw)
Het enige restant van muurwerk, dwars
op de Breelaan, bleek een stukje vertande
fundering van niet meer dan anderhalve
meter. De muur was ongemetseld, dwars
steenverband, met baksteen van het for
maat 22 x 11 x 6 cm. Op basis van een
overzicht van baksteenmaten uit Alkmaar
komt deze maat voor in de 16' eeuw. Het
is niet duidelijk of de fundering behoorde
tot de opvolger van het hoekpand uit de
vorige perioden. In ieder geval was de
kavelrichting hetzelfde gebleven. Een 16
eeuwse waterput met een bakstenen man
tel lag waarschijnlijk tegen de achtergevel
van een verdwenen gebouw aan de
Breelaan of tegen een gebouw dat op de
plaats van het huidige café d'Alderliefste
stond.
Periode 5 (17' eeuw)
Vanwege het door elkaar voorkomen van
oudere en jongere vondsten konden er
geen sporen direct aan de 17 eeuw wor
den toegewezen. Er zijn wel veel vond
sten uit deze periode gedaan, maar die
kwamen vaak vermengd met de 18 eeuw-
se vondsten voor. Deze vondsten, waar
onder fragmenten van uivormige wijnfles
sen, faience borden (o.a. Delfts blauw) en
drinkglazen (a la faison de venice en
wafelbeker) zijn een indirecte aanwijzing
dat er in de 17 eeuw al een herberg (of
een voorloper daarvan) op dit terrein
stond.
14