exploitatie weer samen, en dat was ook
vanaf 1873 weer het geval. In dat jaar
kwam de oude dorpsherberg in handen
van kastelein Aris Pijper, die vervolgens
net als zijn onfortuinlijke voorganger Olij
weer een grote activiteit aan de dag legde.
Pijper was in 1876 de bouwer van de
legendarische kolfbaan. Dit was een hou
ten gebouw in de tuin langs de Breelaan
niet een grote zaal, waar het toen nog
zeer populaire kolfspel kon worden
gespeeld. Kolven was een balspel dat wel
wat lijkt op het latere golf, maar het werd
op een afgeperkt terrein gespeeld waarop
palen stonden, die men op een bepaalde
manier moest zien te raken. Al in de
getuigenverklaring over het zingen van
oranjeliedjes in 1796 wordt gesproken van
een kolfbaan in de tuin van De Rustende
Jager. De zaal bood een gelegenheid om
het spel binnenshuis, en dus ook 's win
ters, te beoefenen. Al spoedig werd deze
overdekte kolfbaan het middelpunt van
velerlei festiviteiten, waarbij dansen aan
vankelijk wel een hoofdrol zal hebben
vervuld. Gaandeweg kwamen er ook
prijsuitreikingen, huldigingen, vereni
gingsavonden, toneel- en muziekuitvoe
ringen, die van De Rustende Jager hèt
centrum van het dorp maakten. Pijper's
opvolger Veenhuijsen zette dit beleid op
energieke wijze voort. Warner
Veenhuijsen kwam samen met zijn
Oudorper vrouw Maartje Akkerman in
het voorjaar van 1879 naar Bergen. Het
jaar daarop werden huis, kolfbaan, stal
ling, boet, erf, tuin en werf zijn eigendom
voor een prijs van 15.000. Vervolgens
heeft hij De Rustende Jager tot 1913
bestierd. In het dorpsleven was hij, mede
dankzij een jarenlang raadslidmaatschap,
een van de centrale figuren tijdens de
grote opkomst van het toerisme en de
komst van de forenzen naar 'de schoone
slaapster in het bosch'. De aanleg van de
tram en de situering van het station op
het naastgelegen terrein in 1905 heeft hem
bepaald geen windeieren gelegd.
Inmiddels was de vestiging en hand
having van cafébedrijven aan landelijke
normen gebonden. In 1881 werd de wet
aangenomen 'tot regeling van den klein
handel in sterken drank en tot beteugeling
van openbare dronkenschap'. Alcoholis
me was vooral in grote steden en onder
het arbeidersproletariaat een enorm pro
bleem. Er werd dus voortaan met een ver
gunningsstelsel gewerkt en de controle op
naleving daarvan werd vergroot. Volgens
het register dat de gemeente Bergen in
1881-1882 aanlegde waren er twaalf loca-
liteiten waar drank werd verkocht. Alle
De kolfbaan van
De Rustende Jager in
de tuin langs de
Breelaan, circa 1898.
Foto: Regionaal
Archief Alkmaar,
Topografische Atlas.
dienden ze jaarlijks een vergunning aan te
vragen, waarbij grootte van het bedrijf en
de omzet maatgevend waren voor de bij
behorende belasting. In 1885 werd een en
ander vastgelegd in een gemeentelijke
'Verordening op de heffing van het ver
gunningsrecht voor de uitoefening van
den kleinhandel in sterken drank'. De
meeste etablissementen betaalden een
jaarlijkse heffing van 15. Alleen
P. Hilbrand van De Hoop en W. Veen
huijsen van De Rustende Jager betaalden
het dubbele bedrag. Maar zij waren op
dat moment dan ook de twee grootsten.
'De Rustende Jager' wordt 'De Rus'
Na 1900 ging het zoals bekend snel.
Binnen enkele decennia groeide Bergen,
samen met de nieuw gestichte badplaats
Bergen aan Zee uit tot een geliefd vakan
tieoord voor vele tienduizenden. Al spoe
dig was De Rustende Jager niet meer de
enige plek waar men kon overnachten.
Overal verrezen hotels en pensions, ter
wijl veel particulieren 's zomers gemeubi
leerde kamers te huur aanboden. Meer en
meer werd de oude dorpsherberg een
plaats van samenkomst voor dagjesmen
sen, verblijfstoeristen, dorpsbewoners en
niet te vergeten een groeiende gemeen
schap van kunstenaars. De tendens, die
onder het beleid van Warner Veenhuijsen
al zichtbaar was geweest, zette zich onder
zijn opvolgers krachtig voort. Dat werd
na een korte interimperiode de familie
Diesfeldt.
Gijsbertus Nicolaas Theodorus
Diesfeldt kwam in 1922 als 25-jarige uit
Rotterdam naar Bergen en opereerde aan
vankelijk onder de in 1913 opgerichte
Hotelmaatschappij 'De Rustende Jager'.
Bij de opheffing van deze NV in 1942
werd hij als enig aandeelhouder automa
tisch eigenaar van de zaak. Tot kort voor
de aankoop door J.J.H. Schrama in 1975
zou de familie Diesfeldt - vader Bert,
moeder Jeanne en vanaf 1946 hun zoon
Jan met zijn vrouw Miriam Scholten - het
bedrijf met vaardige hand bestieren.
De groei van het bedrijf valt af te
lezen aan de uitbouw van het complex.
De kolfbaan moet tussen 1905 en 1911
zijn afgebroken en is in 1913 herplaatst
op het achterterrein, waarbij het gebouw
ook gedeeltelijk is vernieuwd. De kolf-
sport was intussen uit de mode geraakt,
maar dansen en toneelspelen waren 'in'.
In hetzelfde jaar 1913 werd ook het res
taurant aan de Breelaanzijde uitgebouwd;
een tweede fase volgde in 1927. Toen is,
na de dramatische brand van de oude
houten zaal op 30 september 1925, de
nieuwe toneelzaal verrezen. Na 1945 is
deze zaal tevens geschikt gemaakt als
bioscoopzaal. Dat was voor Bergen wer
kelijk een mijlpaal. Zo'n stadse voorzie
ning paste natuurlijk goed bij een 'urbaan
plaatsje', zoals de schrijver Nescio het
dorp eens noemde. Kort vóór de oorlog
vond het complex zijn voorlopige afron
ding door de aanbouw van de dancing.
Dat betekende, dat De Rustende Jager
werkelijk aan alle soorten activiteiten
plaats kon bieden: recepties, diners, dans
feesten, variété, film, cabaret, toneel,
muziek, schoolvoorstellingen en vereni
gingsactiviteiten. Elders in dit nummer
wordt daar uitgebreid op ingegaan. Ook
de aloude doorrijstal deed bij dit alles nog
goed dienst. Het was de plek voor de
Bergense kunstenaars, als atelier- en ten
toonstellingsruimte, eerst in los verband,
na de oorlog ten dienste van het in 1947
opgerichte KCB (Kunstenaars Centrum
9