Herinneringen van een Bergense natuurliefhebber Duizendpoot aan de Voert Istaat er nog, afgeknot). In een natte duinpan heb ik ooit eens een nest gevonden van de grauwe kiekendief en heb gedurende drie weken een paar snelle krabbels kunnen maken. Van de geringde jonge kiekendieven is er nooit één teruggevonden. Steeds meer paden kwamen er in de duinen, daardoor was de griel al snel ver dwenen. Soms werden de paden opge hoogd en verhard door grond uit sloten. In die zwarte grond zaten soms zaden van planten die niet in het duin thuishoorden. Eén van die vreemde opgekomen planten was de doornappel met een bloem als van een tabaksplant en een zaadbolster als een gestekelde kastanjebolster. De zaadjes van deze doornappel lijken op kleine koffie boontjes. Ze zijn echter levensgevaarlijk voor kinderen als die er mee zouden spe len en op zouden eten. Er zijn planten die, als ik ze op excursie tegenkom, altijd extra aandacht gaf cn geef. Dat was onder meer zo met de stinkende gouwe. Krijgt iemand wat van dat gele sap uit de stengel op de handen en zou ermee in de ogen wrijven... dan zal diegene alleen in het ziekenhuis geholpen kunnen worden. Maar ook mijn eenzame excursies waren niet altijd zonder risico. In 1941 vond ik in een duinpan een jonge fazant dic zich tegen de grond drukte om niet gezien te worden. Ik maakte er gauw een schetsje van. Nu was het prachtig weer en ik had een kakikleurig overhemd aan en de rugzak mee met een lunchpakket voor die dag. Toen ik klaar was met tekenen kwam ik wat omhoog... tegelijk met een Duitse soldaat, die even verder had liggen vrijen. Nog nooit heb ik een mens zo zien Avondvogel de griel Ikijk maar naar het grote oog). Geen jonge duifjes, maar jonge ransuil- tjes. 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2003 | | pagina 16