voorzitter van het ontvangst
comité, onthaalt Lo de Fluiter
en echtgenote bij de toenma
lige gemeentegrens aan de
Jan van Score/kade en bege
leidt ze naar de inspectie van
de brandweer. (De gemeente
grens is later richting Bergen
verlegd).
1960. De familie De Ruiter
neemt de huldebetuigingen
in ontvangst voor het Oude
Raethuis. Links de heer
J. Blauw en rechts met hoed
de heer J. Hemelrijk.
Je Bergense schoolkinderen
ngen ter verwelkoming van
de nieuwe burgemeester bij
de Ruïnekerk Het Liedje van
c en Bergenaar.
geld was in die tijd) ging ik naar de chris
telijk gereformeerde kerk waar prof.
Wissen (familie van mijn omapreekte.
Hij zei: 'God ziet of er goud, zilver of
koper in uw portemonnee zit.Ik deed net
of ik mijn kwartje in de collectezak gooide
maar hield het stevig in mijn vuist vast en
dacht 'stik maar'. Ik heb er lekker choco
lade voor gekocht.
Na een tweede kop koffie vertelt Lo de
Ruiter verder:
'Na de gereformeerde lagere school en
twee jaar MULO volgde ik het
Christelijk Lyceum. Ik wilde eigenlijk na
het lyceum theologie studeren maar op
aandringen van mijn vader ben ik ambte
naar geworden. In het vooruitzicht van
zekerheid en een pensioen ben ik
gezwicht. Bovendien waren er in de crisis
tijd maar weinig baantjes te krijgen.
Ongeveer een jaar ben ik volontair
geweest in IJsselmuiden, alleen de trein-
kosten kreeg je toen vergoed.
Voor de militaire dienst was ik afge
keurd vanwege mijn ogen en mijn rug.
Na een tijdelijke baan in de plaats Heino
brak de oorlog uit. Na terugkomst van de
ambtenaar die ik verving stelde de burge
meester mij voor om bij zijn neef (burge
meester in de gemeente Stad-Delden) te
solliciteren, waar ik twee jaar heb
gewerkt.
In 1940 ontmoette ik in Delden mijn
vrouw Maria, zij werkte als apothekersas
sistente in Hengelo. Wij trouwden na vier
jaar en kregen drie kinderen;, een meisje
en twee jongens.
Mijn schoonouders waren fel anti-
Duits en zo belandde ik eigenlijk vanzelf
in het verzet. De burgemeester vroeg mij
destijds om onderduikadressen en mijn
taak werd het ophalen en wegbrengen
van joodse mensen naar de onderduik
adressen. Vanwege mijn ondergrondse
werk moest ik bij de gemeente weg. Ik
dook onder op het Departement van
Sociale Zaken en omdat ik een 'Ausweis'
kreeg kon ik het hele land doorreizen
zonder een vast adres. Ik fietste ook met
springstoffen voor bruggen en spoorlijnen,
maar nooit met wapens. Het verzet was
voor mij meer een innerlijk verzet.
Op de dag van de bevrijding, toen ik
als hoofd van de BS (Binnenlandse
Strijdkrachteneen toespraak op de markt
in Delden hield terwijl de Canadezen
achter de mensen langs reden, zag ik
ineens een joodse fabrikant staan die ik
had geholpen met onderduiken. Wij
omhelsden elkaar, onze tranen vermeng
den zich en toen wist ik waar ik het alle
maal voor gedaan had!
In de gemeente Kuinre en Blanken
ham Overijsselwaar geen burgemeester
was werd ik gevraagd om orde op zaken
te stellen. Na eerst een jaar waarnemend
ben ik daar vijftien jaar burgemeester
geweest.
Bergense periode
'Na een spannende sollicitatieperiode
volgde ik in 1960 burgemeester Dr.W.
Huygens op die voortijdig vertrokken was
wegens ongenoegen tussen hem en de
meerderheid van de raad.
Ik had de opdracht gekregen om de
ruzies te beslechten en de mensen te leren
elkaar weer te vertrouwen en te respecte
ren. Dat is redelijk gelukt.
Ik kende Bergen al omdat ik als kind
vanwege de astma van mijn broertje in
deze plaats logeerde.
Bij de grens met Alkmaar werd mijn
gezin opgewacht door een commissie van
ontvangst, waar dokter H.Poot sr. voor
zitter van was; de brandweer in blinken
de uniformen stond ter verwelkoming
langs de weg opgesteld. Met commandant
J. Blauw nam ik de inspectie af, mijn
opmerking: 'uw uniformen zien er beter
uit dan uw materieel' kwam mij duur te
Het verzet was
voor mij een meer
innerlijk verzet
staan. Een maand later lag er al een ver
zoek voor een nieuwe brandweerwagen.
Na de inspectie reden we naar het
raadhuis waar alle schoolkinderen ons toe
zongen en ik voor het eerst kennis maakte
met 'Het Liedje van den Bergenaar'. De
loco-burgemeester dr. J. Hemelrijk instal
leerde mij. Na deze plechtigheid was er in
de voorzaal van De Rustende Jager een
receptie.
Daar er geen ambtswoning ter
beschikking was ging ik tijdelijk met mijn
gezin in de Margrietlaan wonen: architect
prof. Duintjer kreeg van het gemeentebe
stuur de opdracht voor een huis aan de
Renbaanlaan.
Spoedig na mijn komst in Bergen wist
dominee Bekius mi] te strikken voor presi
dent-kerkvoogd van de Ruïnekerk. De res
tauratie van deze kerk moest tot een goed
einde gebracht worden. Op een ochtend
meldde bode Buis mij de komst van een
zeer geagiteerde dominee. Die vertelde mij
dat de restauratie-architect Rooyaards hem
de toegang tot de kerk weigerde. Dit vond
55